Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 286]
| |
Kapittel XXI.[Afscheid-maalen. Wederkomst-, en Welkomst-maalen.]Afscheid-maalen.[i. De oude volken waaren gewoon, wanneer iemant gereed was een verre reis te ondernemen, alvorens een Afscheid-maal te geven, en te houden. Welke gewoonte al plaats had ten tyde van Laban, en Jacob, als besloten word uit Gen. XXXI: 25, 26, 27, enz. alwaar Laban Jakob bestraft, dat hy heimelyk, zonder ordentelyk afscheid van hem genomen, en hem zynen aftogt aangezegt te hebben, zig op reis begeven had; en dat hy, ingeval hy daar van kennis gekregen had, hem geleid, of uitgeleide gedaan zou hebben met vreugde, met gezangen en met trommel, en harpe, onder welke vreugde sommige Uitleggers ook het afscheidmaal begrypen. | |
[pagina 287]
| |
ii. Van zoodanige maaltyden vind men ook al een voorbeeld by den oudsten der Griekse Digteren, Homerus, die (verhaald hebbende hoe de jonge held Telemachus uit een verlange naar zyne moeder Penelope, en zyn vaderland Ithaka, verlof van afscheid verzogt had van Koning Menelaus, om derwaarts te reizen) den zelven Koning Menelaus aldus sprekende invoerd: ‘O Telemachus, gy zult tegen uwen wil niet opgehouden worden, want my staat even zeer tegen te lang gehouden, of als onwaardig uitgejaagd te worden: ook valt het den reiziger verdrietig tegen zyn wil opgehouden, en in zyn reis belet te worden; de middelweg is in alle zaken pryselyk: ik houd een gast die willig blyft met vreugde, en een, die reizen wil, niet op. Dog eer gy van hier scheid, zal 't u gelieven myne giften te ontfangen, vermits u die op den weg niet hinderen zullen, en boven dat een blyden scheimaaltyd met my te houden; want het is niet goed nugteren te reizen, en zoo | |
[pagina 288]
| |
gy uw reis door Griekenland nemen wilt, zal ik u in persoon geleiden, en door schoone Steden by alle Vorsten, die u niet onbegiftigd zullen laten, omvoeren.’ Odyss. l. 15. iii. En wierden deze maaltyden van plegtige offeranden, gebeden, heil-wensen, en zegeningen, en geschenken verzeld, als uit den zelven Homerus ter gemelder plaatse, en elders blyken kan. iv. Zoodanige maaltyden wierden ook aangeregt by de Romeinen, die verzeld wierden met eenige offeranden, en heilwensen aan de goden; Welke goden by de Grieken ἐνόδιοι, en by de Romeinen Lares viales, d.i. weg-, of reis-goden genaamd wierden. Hoedaanige goden wierden aangeroepen van Charinus, zig zullende op reis begeven, by Plautus, in Mercator. en van anderen; en dat wel met zulken oogmerk, op dat naamelyk die gene, die zyn afscheid nam, een gelukkige reis, en wederkomst mogt genieten. Waar van overvloedige bewyzen te vinden zyn in Festus, Plautus, Macrobius, Plutarchus, Seneca, Horatius. | |
[pagina 289]
| |
v. De gewoonte van afscheidmaalen te houden met die gene, die ten dienste van de Republyk, of anderszins, reisvaardig is, heeft plaats in Zwitserland, onder de benaming van Letzemaal,en Letzeessen, dat is, valedictoria, vaarwel-maalen. Waar van breeder spreekt Stuckius antiq. conv. l. 1. c. 29. die ook eenige reden geeft van de instelling der zelve. vi. En diergelyke gewoonte is nog hedendaags in de Nederlanden gebruikelyk. De aloude spreekwyzen: zyn voye, foye, of leste, dat is, zyn afscheidmaal, of reiswyn, te geven, bevestigen deze gewoonte; welke spreekwoorden Kiliaan uitlegd door vinum profectitium, symposium viae causa. Foye, of voye naamelyk is het zelve, als het Franse voye, dat is een weg. De fooi geven beteekend dan eigentlyk een maal geven ter gelegenheid dat men zig op weg, of reis begeven zal. | |
Wederkomst, en welkomstmaalen.vii. Gelyk men van ouds gewoon was | |
[pagina 290]
| |
een maal van afscheid te houden met den genen, die zig op een verre reis zou begeven; zoo had men ook de gewoonte met den zelven op zyn gelukkige wederkomst een Wederkomst-, of Welkomst-maal te houden. Vide. Stuck. d.l. viii. Deze gewoonte wierd bespeurd by de Grieken, die zoodanige maaltyden aanregtten onder den naam van ὑποδεκτικὰ, als blyken kan uit Plutarchus. Quaest. Quinam sint illi, qui in Aegina Monophagi appellantur. Ook was by de oude Grieken al in vroeger tyden zoodanig een maaltyd in gebruik, dien ze noemden ὁδιπόριον, en die gegeven wierd ter zake van het volbrengen, en afleggen van de reis; waar van Telemachus tot zyne reisbroeders, waar mede hy in 't vaderland gekeerd was, gewag maakt, by Homerus Odyss. o. ix. En zoodanige maaltyden hielden de Romeinen, by hen genaamd hypodecticae (volgens Plutarchus, in Sympofiasis; zynde dit woord van de Grieken ontleend, en reeds gemeeld §viii. afkomstig van een woord, 't geen zooveel beteekend als ont- | |
[pagina 291]
| |
fangen, of verwellekomen) als ook coenae viaticae, adventitiae, adventoriae. Plut. libr. 5. Sympos. prob. 6. dat is herkomst-, of aankomst-maalen. x. En wierden zoodanige Welkomst-maalen gegeven aan den gelukkige wedergekeerden, door yder zyner vrinden, als uit de lestgemelde plaats van Plutarchus blyken kan, als ook uit Plautus in Sticho, Epidico, Curculione, Bacchid. Trucalento, Mercatore & in Amphitr. en Terentius Heaut. Act. 1. Scen. 2. en Suetonius in Vitelio. xi. Van welke gewoonte men ook blyk vind in de Evangelise Schriften, in het voorbeeld van den vader, die op de wederkomst van zynen verlooren zoon een vreugdemaal aanregtede. xii. En zoodanige maaltyden, van zulken hoogen ouderdom, en afkomst, houden nog plaats in de Nederlanden. Ja dat in sommige plaatsen der Nederlanden, zelfs hier ontrent, te weten in de vrinden op hunne wederkomst, of aankomst te verwelkomen, de maat te | |
[pagina 292]
| |
buiten gegaan, en bepalingen noodig geweest zyn, zoude met de oudste Keuren konnen bewezen worden: Zoo vind men, om 'er maar een staaltje van by te brengen, in die meergemelde Keuren van Zwol, op Francyn geschreven: xi. boek, 33. Art. Item soe en sal nyemants, hy sy man, oft vrouwen persoen, in genen kloesteren, nogh in gheystelicken, oft wertliken huesen gaen schencken, oft kost daer omme doen dat yemants van buten wedder toe hues gekoemen; oft enighen onsen borgheren zyne vrende, oft gaste van buthen overkoemen, oft dat in dye Kloesters nye Paters, oft Maters ghekoeren synen. wie dat verbreke, sal tot elcken tyt verbroeckt hebben xx. Stadt ponde, ofte solde hem des onschuldich segghen myt syne eenre hant. Dan moegen wal mytten ghenen alsoe van buten gekoemen weren gaen op der Stat wynhues, oft anderen tavernen, ende verteren myt hem dye weerde van een q. Ga naar voetnoot* wyns, en niet meer, by xx. | |
[pagina 293]
| |
ponden: oft mach hem des onschuldighen, als voirs.] |
|