Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
Bruiloften. Goude, Zilvere, enz.i. Onder de plegtige Maaltyden, van alle eeuwen af tot op onze dagen toe plaats gehouden hebbende, munten uit die der volbragte huwelyken, by ons genaamd Bruiloften: nadien men bevind, dat het van alle oude tyden af Ga naar voetnoot1 geweest is onder meest alle de volken een standvastig gebruik, ten aanvang eens vol- | |
[pagina 178]
| |
trokken huwelyks Ga naar voetnoot2, te houden een plegtigen maaltyd, die, wegens zynen toestel, en 't getal der gasten, naar yders staat meest pragtig, en aanzienelyk was. ii. De voorbeelden daar van onder het Joodse volk zyn oud, en meenigvuldig; de eerste Bruiloft waar van men leeft, werd gemeld by den Goddelyken Moses, in zyn eerste boek Kap. XXIX. beschryvende het huwelyk van Jakob met de dogter van Laban, en de daar op gevolgde bruiloft, vers 22. Zoo verzamelde Laban alle de mannen Ga naar voetnoot3 dier plaatse, en maakte eenen | |
[pagina 179]
| |
maaltyd. Men leeft ook van het bruiloftsfeest, dat Mamre op den trouwdag van zynen zoon Samson bezorgde, 't welk duurde zeven dagen lang, Regt. XIV: 10. 12. 14. Zevendaagse Ga naar voetnoot4 bruiloften naamelyk waren de Jooden gewoon te houden; als ook te zien is in het geven van Lea aan Jakob, door haaren vader Laban, Gen. XXIX: 27. Hoewel 'er ook bevonden werd, dat 'er bruiloften gehouden zyn, duurende Ga naar voetnoot5 tweemaal zeven, dat | |
[pagina 180]
| |
is 14 dagen, waar van gewaagd het boek Tobias Kap. VIII: 17. In het boek Esther Kap. II. word gesproken van het huwelyk van den Koning Ahazueros, met de Koninginne Esther: Ende de Koning beminde Esther boven alle wyven, ende zy verkreeg genade, en gunste voor zyn aangezigte boven alle maagden, ende hy zette de Koninglyke kroone op haar hoofd, ende hy maakte ze Koninginne, in plaatse van Vasthi. Doe maakte de Koning een groote | |
[pagina 181]
| |
maaltyd allen zynen Vorsten, ende zynen knegten, de maaltyd van Esther, enz. vers 17. en 18. Dog nog duidelyker in het Evangeli van Johannes K. II: 1. Ende op den zelven dag was daar een bruiloft te Kana, in Galilea, ende de moeder van Jesus was aldaar, en Jesus was ook genood, en zyne discipelen, tot de bruiloft. iii. De Godgeleerden toonen, voor zoo veel het zelfs blyken kan uit de Goddelyke bladeren, dat de bruiloft verzeld ging van eenige plegtigheden, bestaande onder andere: i. In het noodigen van zekere persoonen ter bruiloft, Matth. XXII: 3. 9. Luk. XIV: 8. Openb. VIX: 9. als ook blykt uit het even gemelde voorbeeld van Jesus, en zyne leerlingen, Joh. II: 1. welke genooden aangedaan waren met bruiloftskleederen. 2. In het aannemen van een wiel Ga naar voetnoot6, of sluyer, die aan de bruid gegeven wierd, | |
[pagina 182]
| |
om haar te dekken, tot een zinnebeeld van schaamte, en eerbaarheid Ga naar voetnoot7, als blykt uit Rebekka, Genes. XXIV: 65. Zie Ambrosius. l. 1. de Ambrahamo Cap. 9. 3. In het verçieren, en oppronken van de bruid, en den bruidegom, als te zien is by Ravanell. in voce Sponsa, & vestis nuptialis, en aangaande den bruidegom, Ps. XLV: 10. Hoogl. III: 11. Esa. LXI: 10. en Ps. XIX: 6. Alwaar de bruidegom, uit zyn slaapkamer komende, namelyk met zyn bruiloftskleed aangedaan, om zyn glans, en cieraad, werd vergeleken by de opgaande zonne. En aangaande de bruid, en der zelver optooijinge, | |
[pagina 183]
| |
Ps. XLVI: 10. 15. Esa. XLIX: 18. LXI: 10. Jerem. II: 32. Openb. XIX: 7. II: 11. Van welken ouden gebruike ook te zien is Homerus, Odyss. en van de teekenen van de groote vreugde van den bruidegom, en bruid, Esa. LXII: 5. Deut. XXIV: 5. Hoogl. III: 11. [En hadden, niet alleen de Bruidegom, en bruid, maar ook de bruilofts-gasten hunne cieraaden, en bruilofts-kleederen, Matth. XX: 11, 12. als reeds gezegd is.] 4. In het bedryven van groote blydschap met hunne speelgenooten (die genaamd wierden Bruilofts-kinderen, Matth. IX: 5. Mark. II: 19. Joh. III: 29. of Bruids, en Bruigoms vrinden) en met de verdere genoodigde gasten; En dat daarom de dag des bruilofts genomen werd voor den tyd van een groote, of de grootste blydschap. 5. En dat die blydschap in 't byzonder getoond wierd met het houden van groote maaltyden, waar van we reeds eenige voorbeelden bygebragt hebben. Zie Ravanell. Biblioth. Sacr. in voce Nuptiae 6. | |
[pagina 184]
| |
En eindelyk ook met veelerlei soorten van vreugdespel, vermakelyke tydkortingen, en in 't byzonder met het uitgeven van raadselen. Bekend is het raadsel dat Samson zyne speelnooten te raden gaf op zyne bruiloft. Ter verklaaring teekend Burman over Regter XIV: 15. aan: dat d eouden plagten, eerst de Oosterse volken, daar na ook, door middel van hen, de Grieken, op hunne feesten, en maaltyden zig niet alleen te vermaken met spys, en drank; maar ook met fraaje redenen, en oefeningen des verstands: gelyk ook de Heere Jesus, volgens Luk. XIV: 7. en op meer plaatsen, en tyden, gedaan heeft. Zoo vind men ook by sommige oude Heidense Schryveren eenige Ga naar voetnoot8 voor- | |
[pagina 185]
| |
beelden van zoodanige raadselen op hunne maaltyden: op de oplossing van welke dan een prys Ga naar voetnoot9 stond; want die ze | |
[pagina 186]
| |
konde oplossen, of raaden, kreeg een geregt van vlees, of een vole schaal met wyn, of een kus, of een kroon, of de toejuiching des volks, maar die ze niet konde raden, moest water, of pekel met hun drank vermengt, drinken Ga naar voetnoot10 Zie | |
[pagina 187]
| |
hier van breeder J. de Mey, over Hebr. XXXIII: 2.Ga naar voetnoot11 [iv. En gelyk dus blykt, dat de Jooden gewoon waaren bruilofts-maalen te houden: Zoo blykt het zelve ook overvloedig van de Grieken, Romeinen, en Noordse volken, waar van te zien is Stuckius antiq. conv. l. 1. c. 24. p. 180. &c. en in 't byzonder van die van Lapland. de Hist. van Lapl. bladz. 122. van de Turken, Indianen, en de ingezetenen van Goa De reizen van P. della Valle. Zelfs van de Wil- | |
[pagina 188]
| |
den, in Louïsania. Beschr. van Louïsania, door Hennepin II. D. 7. H. en van de landengte van Amerika, is te zien de Beschryving der zelve, door L. Waser bl. 67.] v. Aangaande de huwelyken der Batavieren getuigd Tacitus aldus, de Moribus German. Het huwelyks goed brengt de vrouw niet aan den man, maar de man brengt zulks aan de vrouw: hier over zyn de ouders, en naaste bloedverwanten tegenwoordig; want aan hen staat het goedkeuren van die geschenken; Daar geschieden geen uitgezogte giften, om te dienen tot eenige vrouwelyke vermakelykheid, nog na de keur, en de meeste genegenheid der vrouwen; nog ook zoodanige konnen opgepronkt worden; maar eenige ossen, een opgetuigd paard, een schild met een framée, of korte spies, en een zwaard: na het overgeven van welke giften de bruid aangenomen word. En zy aan haare zyde beschenkt den bruidegom mede met eenige wapenen; dit is by henlieden de allerzekerste band, en deze verborgenheden agten zy heilig te zyn, en dezelve houden zy voor hunne huwelyks-goden, enz. Ga naar voetnoot12 En wat | |
[pagina 189]
| |
verder: Overzulks ontfangt men deze geschenken in waarde, om de zelve namaals wederom geheel, en ongeschend aan de kinderen over te geven, ja op dat hunne zwagerinnen die wederom mogten ontfangen; en wyders van geslagte tot geslagte, en alzoo voorts hunne kindskinderen mogten nalaten. Zoo dan leven de vrouwen aldaar, met een zuivere, en wel bewaarde eerbaarheid, als die nimmermeer geërgerd en werden door eenige oneerlyke verlokselen der Schouwspelen, nog door onkuische aanprikkelingen der Maaltyden. [vi. En hoewel Tacitus in 't byzonder geen gewag maakt van de Bruilofts-maalen der Duitsen, en Batavieren, zoo kan men, uit het geen hy verhaald van hunne | |
[pagina 190]
| |
gast-vryheid, en ongemeene genegenheid tot gasteryen, ligtelyk besluiten; Dat ze ook, ter gelegenheid van het voltrekken der huwelyken, in maaltyden zullen hebben uitgemund. Want hoewel Tacitus niet uitdrukkelyk zegt, dat de Duitsers, en daar onder de Bataviers, gewoon waren het voltrekken der huwelyken met een bruiloftmaal te vieren. Zoo schynt het dat men daar aan egter niet kan twyfelen. Terwyl hy elders in 't algemeen zegt: Convictibus & hospitiis non alia gens effusius indulget. Dat 'er geen ander volk zig loffelyker tot maaltyden, en waardschappen begaf, en dat elk na zyn fortuin, en staat. Pro fortuna (quisque apparatis epulis excipit.) De Mor. Germ. En zouden daar van de vrouwen ook uitgezonderd zyn geweest, volgens Kluverius, enz. Germ. l. 1. c. 17. pag. 129? Tacitus zegt niet meer van de vrouwen, dan nullis conviviorum illecebris corruptae c. 19. dat ze door geene tergingen van gastmalen bedorven waren.] [vii. Gelyk de overdadigheid, en pragt | |
[pagina 191]
| |
ontrent de maaltyden, en bruiloften groot, en buitensporig waren by de Romeinen: Zoo zyn daar tegen ook verscheide wetten gemaakt, genaamd Leges Sumptuariae. Dog, hoewel deze wetten de onmatige onkosten bepaalden, zoo hebben ze nogtans veel toegelaaten aan de bruiloften 't geen op andere maaltyden verboden bleef, zoo dat men daar aan ook meer mogt te kost hangen, dan aan andere Feesten. Als uit de wetten zelfs, Lex Licinia, en Lex Julia, kan bewezen worden. Zie Gellius lib. 11. c. 23. Brissonius select. ex jur. civ. antiq. de rit. nupt. pag. m. 531.] viii. Dat ook de overdaadigheid der voor-ouderen, en byzonder in het houden der bruiloften, groot geweest zy, blykt uit de oude verbiedende Wetten, en Keuren, hier tegen, ter matiging, en intooming van de zelve gemaakt, in meest alle onze Steden. Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 202]
| |
Zoogenaamde geestelyke bruiloften.ix. Onder den naam, en by den rey der Bruiloften, welke gegeven, en gevierd werden ten tyden van het aangaan der | |
[pagina 203]
| |
huwelyken in het weereldlyke, wierden ook eertyds in deze Landen geteld de zoo genaemde Geestelyke Bruiloften; dat zyn die groote, en pragtige Maaltyden, welke gegeven, en gehouden werden, wanneer iemand, 't zy jongman, of jonge dogter, de belofte van een eeuwige reinigheid, en onthouding gedaan, en het afgezonderd Klooster-leven aanvaard hebbende, alle zyn bloedvrinden, en bekenden op 't kostelykste voor de laatstemaal onthaalde, en daar door betuigde, en te kennen gaf, als van de weereld, en allehet weereldse afscheid te nemen. Welke plegtige verbintenissen, en maaltyden (uit hoofde van zekere ingebeelde gelykheid, en gemeenschap, die ze met de Huwelyken schenen te hebben; en om dat deze nieuwe Kloosterlingen, in plaats van een Egtgenoot, de Kerk te Trouwen, dat is, een zoo genaamd geestelyk leven aan te nemen, gezegd werden) mede Bruiloften geheten zyn, welker overdadige onkosten, door de aangeborene zuinigheid der voorouderen, op sommige plaatsen by | |
[pagina 204]
| |
Keuren, en Inzettingen mede besnoeid, en bepaald bevonden werden. x. Eindelyk is ook lang in gebruik geweest het vieren van | |
Zilvere, en goude bruiloften.Gelyk de eerste bruiloft der nieuw-getrouwden, zoo word ook een tweede, en derde bruiloft gehouden by de Egtgenoten, die het geluk genieten van 25, en daar na van 50 Ga naar voetnoot14 jaaren in den Egten staat, te saamen geleefd te hebben, (werdende deze tweede, de Zilvere, en de derde, de Goude Bruiloft geheten) en dat met een gelyke pragt, en plegtigheid, als de eerste; tot zoo verre, dat somtyds zelfs speelnoots, en anderen toestel gebruikt werd: waar van de dagelykse on- | |
[pagina 205]
| |
dervinding in onze Nederlanden getuigenis geest. | |
[Zilvere, en goude bruiloftspenningen.][xi. En behalven de Bruilofts-malen, en Gedigten, bl. 186. waar mede men de zilvere, en goude, zoo wel als de andere Bruiloften gewoon is te vieren; zoo is ook by voornaame geslagten in gebruik, het laten slaan van zilvere Gedenkpenningen, ter zilvere Bruiloften, en goude Gedenkpenningen, ter goude Bruiloften; en de zelve aan de naaste vrinden, en magen om te deelen ter gedagtenisse.] [xii. En mogelyk dat de benaaming, en onderscheiding van zilvere, en goude Bruiloften uit deze gewoonte van het omdeelen van zilvere, of goude penningen, aan de bruilofts-gasten, zyne benaming bekomen hebbe.] [xiii. We zullen hier een afbeedsel van zoodanige goude Bruilots-penningen, als veel zeldzaamer dan de zilvere Bruiloft-penningen, ten toonsel voortbrengen, | |
[pagina 206]
| |
voornaamelyk, om dat, zoo de penning zelf, als het geval waar op die ziet, in verscheide opzigten zeldzaam, en opmerkelyk is. Deze penning dan is geslagen ter goude bruilofte van den Heere Mr. Arent Vink, oudsten Advokaat voor de Hoven van Justitie in Holland, en Vrouwe Anna Nieupoort, dogter van wylen den Heere Mr. Willem NIeupoort, in zyn Exc. leven Raad der Stad Schiedam, en Ordinaris Gedeputeerde, wegens deze Stad, ter Vergaderinge van Haar Ed. Gr. Mog. (van wiens meenigvuldige hooge Kommissien, Gezantschappen, Ambassade, en loffelyke verrigtingen in 't breede te zien is L. V. Aitzema Hist. van Staat en Oorl. VI. D. 27. en 38. B. en VII. VIII. en IX. D. Vredehandeling II. D. Herstelde Leeuw, bl. 376. enz. en 544. enz.) en is deze goude bruiloft gevierd in 's Gravenhage, den 1sten van Slagtmaand MDCCXXVII. Aanmerkelyk is 1. dat de Heer Vink ruim een en veertig jaar oud was eer hy trouwde, en dit vyftig jaarig Trouwfeest gevierd heeft in zyn een en negentigste jaar; | |
[pagina 207]
| |
en dat met zyne drie zoonen, en eenen kleinzoon, te weten den Heere Mr. Willem Vink, in zyn Ed. leven Raad, en regerend Schepen van 's Hertogenbos, Ontfanger van de Gemeene Middelen des Quartiers van Maasland, Meijerije van 's Hertogenbos, enz. weinig dagen na dit Feest overleden zynde, den Hre. Jan Vink, Kontrarolleur Generaal van de Fortificatien van Holland, en Westvriesland, Kapitein te Land, ten dienste dezer Landen, Ingenieur van den Raad van Staaten, enz. en den Heere Mr. Gerard Vink, Kommis van 's Lands Magazynen, en onderhoorige Forten van 's Hertogenbos, enz. en eindelyk den jongen Heere Arend Vink, zoon van den voorn. Heer Jan Vink, en van wyle Vrouwe Odilia Stalpert van der Wiele. 2. Ten anderen is niet min aanmerkelyk, en allerzeldzaamst, dat in het Geslagt van Van Loon, waar uit de Egtgenoot van den Heere Vink, van moeders zyde is gesproten, het goude Bruiloftsfeest reeds was gevierd 5 maalen agter | |
[pagina 208]
| |
een, van vader op zoon, en tweemaal van de vrouwen, en zulks nu, dit Feest daar bygevoegd zynde, driemaal van de vrouwen, en agtmaal te samen. De goude penningen, ter gelegenheid van deze voors. goude bruiloften geslagen, hebben de Heer Mr. Pieter van Loon, en Vrouw Agneta Graswinkel, by elkanderen in prent doen vertoonen, nevens eenen penning, geslagen ter gelegenheid van hunne goude bruiloft, gevierd te Amsterdam 1722, waar van het opschrift op de keerzyde ter bevestiging strekkende, dus luid: Zesmaal wel eer is 't goude Feest
In ons geslagt gevierd geweest.
Wy, die dat heden ook beleven,
Besluiten het getal van zeven,
En danken voor dat zeldzaam lot
Met hart en ziel den goeden God.
De Hr. G. Brandt vereerde den gedenkpenning der gulde Bruiloft van wyle den Heere Nikolaas van Loon, Raad, en Oud Schepen der Stad Amsterdam, en Vrouwe Emmerentia van Veen, gevierd den 26 Mei 1674, met een fraai gedigt. | |
[pagina t.o. 209]
| |
ARENT VINK EN ANNA NIEUPOORT GETROUWT OP DEN 1E NOVEMBER 1676.
Het vyftig yarig-brylofs feest is selden oytbeleeft-geweest Van hem die doen hy is-getrouwt Ruym een en veertigyaar was ouwt Nochtans met soo gewenste vreugt de goede Godt ons nu verheugt. Den 1e novembr 1726
| |
[pagina 209]
| |
3. Wat het aanmerkelyk zinnebeeld, en den inhoud van dezen gouden Bruiloftpennig van den voors. Heere Arent Vink, en Vrouwe Anna Nieupoort, aangaat, het zelve word gezien in de afbeelding, hier nevens gesteld, en verklaard in de versjes, door my, nevens een ander Gedigt, te dier gelegenheid voortyds gemaakt, welke ik ten dien einde volgen laat: | |
Verklaaring van het zinnebeeld van den gouden bruiloftpenning.Zie hier, door tong, en taal van stempel, beeldenteeken,
En muntslag met veel klem de Bruiloftpenning spreeken:
De L speld vyftig, en den stamnaam van van Loon,
De Ring steld Trouw, en een voltrekkinge ten toon.
Van 't jaartal vyftig, dat een halleve eeuw bereekend,
En de Arend (die veeltyds den ouderdom beteekend;
En houd den Letter kring op deze goude Munt;)
Verbeeld den ouderdom aan Arend Vink vergundt,
| |
[pagina 210]
| |
Gesloten door zyn Trouw-verbond van vyftig jaaren;
Twee herten op den Zuil, waar aan twee wapens paaren,
Vertoonen d'eendragt, en standvasten liefde-gloed
Van dit gezegend Paar, in voor-, en tegen-spoed.
De Zon, die op dees Munt verspreid haar gulde straalen,
Zegt, hoe Gods zegen op dit Paar kwam nederdaalen.
p. van der schelling. | |
Opschrift voor de keerzyde.We vieren tans gezond ons goude Bruiloft-feest,
Reeds zevenmaal voor dit in't Vrouws geslagt geweest.
p. v. d. s. | |
Anders.Met een kleinzoon, en drie zoonen,
Vieren wy ons Goude Feest,
Agtmaal in 't Geslagt geweest,
'T zeldzaam Trouwlot der van Loonen.
p. v. d. s. 4. En eindelyk is hier nog aanmerkelyk, dat het versje, 't geen op de keerzyde van den penning gezien word, door | |
[pagina 211]
| |
den Heer Vink zelf in zynen hoogen ouderdom gemaakt is, zonder dat hy van de poëzye oit zyn werk gemaakt had. En is deze voors. oude Heer Arent Vink overleden den 13 van Oegstmaand 1729, op ontrent vyf jaren na een geheele eeuw beleefd, en in godvrugtigheid, opregtheid, en veele Kristelyke deugden, uitgemund hebbende. Rara avis in terris! Wiens Uitvaart derhalven, zoo wel als zeldzaame Bruiloft, wy te zyner tyd onzer Poëzye waardig gekeurd hebben.] | |
Geestelyk jubilee, of geestelyke 50 jaarige bruiloft.[xiv. Gelyk de verbintenis der zoo genaamde Geestelyken, het zy mannen, of vrouwen, tot het Klooster-, of een ander zoo genaamd Geestelyk - leven, een huwelyk met de Kerk, en de maaltyd, om dit te vieren, eertyds gehouden, een Bruiloft genaamd wierd, als in dit Hoofddeel reeds is aangewezen: Zoo waren zoodanige personen op sommige plaatsen gewoon den vyftig jaari- | |
[pagina 212]
| |
gen Verjaardag van zoodanigen genaamden huwelyk met veel plegtigheid te vieren. Als blykt uit Guicciardyn, welke, een beschryving gedaan hebbende van de goude Bruiloften, zoo als de zelve binnen Antwerpen gevierd wierden, daar onmiddelyk op laat volgen: Gelyk ook de Priesters, en Monniken doen, die, ten einde van vyftig jaaren, na dat zy haar eerste Mis hebben gezongen, die wederom op nieuw zingen met groote Solemniteit, en veel ceremonien, noemende, dien dag, hun JUBILE. Beschryving der Nederl. bl. 135. in 4.] |
|