Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
Gastmaalen op de Geboortedagen.Dat al in zeer vroege tyden Ga naar voetnoot1 het houden van plegtige Maaltyden, en | |
[pagina 153]
| |
en vrolyke gasteryen, op de geboorte dagen, dat is op de verjaaring van iemants | |
[pagina 154]
| |
geboorte, of jaarelykse wederkomst van den dag van iemants komst in de weereld, voornaamelyk onder de Koningen, en Grooten, niet alleen in de Oosterse, maar ook in de Westerse Landen, in gebruik zy geweest, getuigen de Geschiedenissen; en kan zonneklaar gezien worden in het pragtige gastmaal, aangeregt door Farao, Koning van Egipten, ten tyde als Josef, hoewel onschuldig, zyn gevangen was, als in het breede beschreven staat by den Goddelyken Moses in 't boek der Scheppinge Kap. XL: 20. Ende het geschiedde | |
[pagina 155]
| |
ten derden dage van Faraoos geboorte, dat hy alle zyne knegten een maaltyd maakte, en hy verhief het hooft van den Oversten der schenkeren, enz. Weshalven Ravanellus op het woord Nativitas N. 9. 3. aldus besluit: Natalem diem conviviis hilarioribus, aliisque festivitatibus celebrare solent homines, praesertim Reges & Magnates. exempl. Regis Egypti. &c. Gelyk mede te zien is in het boek van Job Kap. I: 4. Ende zyne zoonen gingen, en maakten maaltyden in yders huis op zynen dag Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 156]
| |
Over Faroos geboorte dag, zegt F. Burmannus: ‘Dewyl in Gods Woord nergens van Geboorte-maaltyden gelzen word, als van die van Farao Gen. XL. en van Herodes Matth. XIV. Zoo hebben eenige Oudvaders het vieren van de zelve voor ons ongeoorlofd gehouden: Maar anders leerd Augustinus, zoo door zyn eigen voorbeeld, als deze redenen Ga naar voetnoot3’: Indien (zegt hy) tot Jeruzalem gehouden wierd het feest van de vernieuwinge des Tempels, Joh. X: 22. hoe veel te meer behoord men niet te vieren de Geboortedag | |
[pagina 157]
| |
des Menschen, die meer een Tempel Gods is, en met wiens handen ook die Tempel gebouwd was, om God te danken; want een beter tempel is ons lighaam. De gewoonte van geboorte dagen te vieren by de ouden bevestigd Herodoot, zeggende: zoodanigen banket word eens 's jaars aangeregt op den Geboortedag des Konings. Wy hebben het oudste voorbeeld van deze gewoonte in Egipten Gen. XL: 20. Grot. Josefus zegt van den Koning Agrippa: als hy zyn geboortedag vierde, op welken, elk een, onder zyn gebied behoorende, blyde maaltyden aanregtte. De Schryver van het tweede boek der Macchab. schynt (Kap. VI, VII) te zeggen, dat Antiochus zynen geboorte dag niet alle jaren, maar alle maanden deede vieren. Zie de Groot, en Hartsoeker over Matth. XIV: 6. ii. Deze gewoonte schynt onder de Joden ook ingevoerd te zyn geweest en tyde van Johannes den Dooper, gelyk zulks zeer omstandig kan gezien worden uit de zeer nette beschryving van den Evangelist | |
[pagina 158]
| |
Mattheus welke K. XIV. verhaal doet van den maaltyd, en het vieren des geboortedagss van den Koning Herodes, op welken de Dogter van Herodias, naar het welbehagen des Konings gedanst hebbende, de oorzaak was, dat het den Boetgezant het hooft koste. Dit zyn, naar de gemeene vertaling van vers 6, zyn eige woorden: Maar als de dag van Herodes Ga naar voetnoot4geboorte gehouden wierd, danste | |
[pagina 159]
| |
de dogter van Herodias in 't midden (van haar) en zy behaagde aan Herodes. En | |
[pagina 160]
| |
Markus zegt Kap. VI: 21. Doe Herodes op den dag zyner geboorte een maaltyd aanregtte voor zyne Grooten, en de Oversten over duizend, en de voornaamsten van Galilea, enz. iii. Van de Romeinen Ga naar voetnoot5 getuigd Tacitus in het 15. zyner Jaarboeken, dat | |
[pagina 161]
| |
de Raad, voor dat aan Nero een dogter uit Poppea geboren was, heeft gedaan openbaare bedeloften, die vermeerderd, en voldaan zyn, en dat daar ook Bededaagen zyn bygevoegd. Gelyk ook de zelve getuigd (behalven van de vreugdebedryven, om, en op de Geboorte zelf) van het vieren van de geboortedagen van Vitellius, Agrippina, Agrikola, en Prokulus. Zie ook Plutarchus, in 't Leven van Anthonius, Brutus, Cato, enz. Van de ontugtige vieringe van Floraas geboortedag, teekend Oudaan in zyne Roomse Mogendheid Ga naar voetnoot6, op den penning dezer oneerbare, uit Lactantius Ga naar voetnoot* aan: Dat ze, groot geld met haar lighaam gewonnen hebbende, het Roomse volk tot haar erfgenaam verklaarde, onder beding, dat uit de inkomsten jaarlyks haar geboorte-dag, in 't vertoonen van | |
[pagina 162]
| |
spelen, zoude gevierd werden, die ze Floraas spelen zouden noemen. De zelve wierden dan (volgens den gemelden Lactantius) met alle dertelheid gevierd, zoo als eener hoere gedagtenisse betamelyk was, want boven de ongebondenheid der woorden, waar mede alle hef, en gif van ontugt wierd uitgeworpen, trokken ook de hoeren, ter begeerte van het volk, haare kleederen uit, alles met zoo ontuchtige gebaartens uitbootsende, dat de onkuisse oogen, tot verzadens, en walgens toe, daar door wierden opgehouden. En wat verder zegt hy: Ten hoogsten blyft het te verwonderen, dat deze speelen, en vertooningen geduurt hebben tot onder de tyden der Kristen Keizeren, enz. en in 't vervolg: Maar wat zeg ik, heeft die snoode hoer niet al dieper indruk in de herten der op de oude afgodery, en ontugtigheid verslingerde Romeinen gemaakt? dewyl ze zelfs tot op huiden in den Roomsen Almanak een Roode letter, en den dag behouden heeft, di emet geen onbetamelyke miswennis, in stede van Flora-, Verlore manendag, en, om het oude hoerdom te beteekenen, Koppeltjes Maandag genaamd word. Goeree, hier van sprekende, besluit aldus Ga naar voetnoot7: Ziet daar waarschynelyk de afkomst van dien grooten heiligen dag aangewezen, welke | |
[pagina 163]
| |
nog huidendaags jaarlyks van veele natgierige werkluiden stiptelyk onderhouden, en gevierd werd: alhoewel de meeste van hen bekennen, geen regte oorsprongk, nog des naams, nog des feests te weten, en deswegen by de meeste ook nog kwalyk Koppermaandag Ga naar voetnoot8 geheten word. | |
[pagina 164]
| |
Doctor Langedult, in zyne Zedekunde bl. 451. Zegt: De Jaarfeesten zyn by | |
[pagina 165]
| |
alle volken byna van ouds in gebruik geweest, wy hebben hier van ook deze voor- | |
[pagina 166]
| |
beelden in Gods Woord van Pharao, Genes. XL. Jobs kinderen, Job I: 13. en Herodes, Matth. XIV: 6. dog alle drie met onheilen verzeld, en van een quaden, of bloedigen uitgang, een quaad voorspook. Evenwel zyn die, myns oordeels, niet te berispen, nog ongeoorloft te keuren, welke met alle matigheid, en weering van alle misbruiken, maatig, en Kristelyk worden gehouden, en vooral met godsdienstige overweging van ons leven, het einde waar toe wy geschapen zyn, hoe verre wy in deugden dit jaar gevorderd zyn, en wat ons in het volgende not te doen staat, en diergelyke. Kalvyn, in zyne aanteekeningen over Matth. XIV: 6. toond Ga naar voetnoot9, dat het | |
[pagina 167]
| |
naauwelyks mogelyk is, of in dien grooten, en kostenlyken toestel der plegtige maalen, werden de dertelehid, en ongebonde blydschap, en andere uitsporigheden, en meer quade zeden, tot een nasleep gemaakt van een zoodanig overdaa- | |
[pagina 168]
| |
dig gastmaal: niet dat een rykelyk maaltyd in zig zelven ongeoorlofd of kwaad is: maar om dat het menselyk geslagt, overhellende tot dertelheid, door het vieren van den toom, komt uit te spatten. En daar op vervolgd hy zyne reden aldus: Deze oude gewoonte is wel in zig zelve niet te mispryzen Ga naar voetnoot10, van jaarlyks den dag der ge- | |
[pagina 169]
| |
boorte met een plegtige vreugde te vieren. Want die dag, zoo dikwils dezelve verjaard, vermaand Ga naar voetnoot11 een yder van ons, om God te danken, door wien wy in dit leven voortgebragt zynde, zoo veele volgende jaaren door zyne goedheid doorgebragt hebben; voorts, dat wy daar door in onze gedachten brengen, hoe kwalyk, en onnuttelyk wy den tyd, ons door de Goddelyke genade vergunde, hebben laaten verloren gaan; en eindelyk, dat wy ons voor den overigen tyd stellen, en bevelen in de Goddelyke hoede, en bescherming. Dog niets is zoo zuiver in de weereld, of 't werd met gebreken besmet; want de geboortedag, die heilig behoorde te zyn, wer d door 't gros der men- | |
[pagina 170]
| |
sen ontheiligd door bedorvene gewoontens, en geen kostelyke maaltyd werd 'er byna gevonden, die vry is van brooddronkenschap; want eerst werd 'er rykelyker gedronken, dan is de deur geopend tot onreine, en oneerbaare redenvoeringen; en dan word 'er eindelyk nergens in de maat gehouden. Hoe zedig, deftig, en cierelyk deze redenering van dien geleerden man Kalvyn gedaan zy, nogtans heeft Maldonatus, (die overal zoekt te vitten, en te beknibbelen de schriften, die by hem als kettersch te boek staan) dezen geweldig overgehaald; dog met wat onverstand, blykt hier uit, dat hy de viering van de geboorte der nog levenden, by die der afgestorvenen gelyk steld; daar Kalvyn spreekt van de levenden; dat hy 'er de verstorvenen nevens steld; en daar en boven schynt voorgenomen te hebben, niet te willen zien, dat Kalvyn van het vieren van de geboortedagen der godloozen niet spreekt; want, na dat hy gezegt hadde, dat Hieronimus, en Beda hadden opgemerkt, dat de geboortedag van geen een regtvaardig man, maar alleen die van twee godlooze | |
[pagina 171]
| |
Vorsten, Herodes, en Farao Ga naar voetnoot12, volgens verhaal der Heilige Schriften, gevierd te zyn bevonden werden, vervolgd hy aldus: Kalvyn nogtans, als of hy gezworen hadde overal in een ketter te willen zyn, veront- | |
[pagina 172]
| |
schuldigd niet alleen, maar pryst zelfs deze gewoontens, om deze reden, dat wy dus God danken, dat wy ter weereld zyn gekomen door zyne genade, en belyden, dat wy ons leven onnuttelyk hebben doorgebragt; wie, zegt hy vorder, erkend hier niet zyn ketterschen inborst Ga naar voetnoot13: Hy wil de geboortedagen van Farao, en Herodes gevierd hebben, die van Petrus, Paulus, de Moeder-Maagd, ja van Kristus zelf verbied hy; hy pryst | |
[pagina 173]
| |
het vieren van de geboortedagen der levende, in welke de eer- en staat-zugt voor zit: maar van die der verstorvene, die God gediend hebben, en nu in veiligheid by God zyn, alwaar geen staatzugt, of menschelyke eer plaats kan hebben, verbied hy. Hy leeraard, dat men Gode moet danken met die maaltyden, dat goddelooze mensen zyn ter weereld gebragt, maar dat men met gebeden, en lofzangen voor de geboorte der allerheiligste Mannen, en die van de Kristelyke Kerk best verdiend hebben, Gode zoude danken, agt hy bygeloovig: hy meend, dat het bekennen, dat wy onzen voorigen levenstyd onnuttelyk met brassen, en zuipen doorgebragt hebben, heilig werk is, en dat het vasten, en boete doen, onheilig, en een oud wyfs, paaps werkje, en fabeltje is. Hoe zoo? Om dat hy 't zegt. iv. [De gewoonte van de Geboortedagen der levenden te vieren, en den genen, wiens geboorte men dan vermaand, eenige geschenken te vereeren, en veel heils, en zegens, en nog veele jaaren toe te wensen; en, aan de andere zyde van den verjaarden, die gene, die deze pligten afleggen, meestal, of voornaamelyk zyne bloedvrinden, met een geboorte-maaltyd te onthaalen, of zyn geboorte-taart, ge- | |
[pagina 174]
| |
lyk men spreekt, te geven, of op te dissen, is nog, onder andere, in de Nederlanden gebruikelyk.] v. En wat de zelve Landne vorder belangt, men is meestal niet gewoon de geboortedagen der afgestorvene Vorsten, of vrinden te vieren; gelyk ook niet gevonden werd, dat in Holland, die der Graaven, of Gravinnen, na hunne dood, nog ook die van der zelver Stadhouderen gevierd zyn; uitgenomen alleen aan 't Hof onder de Hovelingen. vi. In Engeland worden het geheele Ryk door zulke gevierd, niet alleen der laast, maar ook van veele voortyds overledene Koningen, en zelfs nog in dit jaar, in 't welk ik dit schryf, onder andere, die der Koninginne Elizabeth Ga naar voetnoot14, welker geboortedag, terwyl ik dit schryf, | |
[pagina 175]
| |
ontrent voor 180 jaaren voorviel. vii. Maar de geboortedagen der levende Vorsten, en Stadhouderen, wierden ook in Holland gevierd, en was alhier mede een vast gebruik op de Geboortedagen onzer Graaven, en hunne Stedehouderen, vreugde-teekenen te toonen; en vooral onder de Grooten, en Amtenaaren, geboorte-maaltyden te houden: het geen zelfs by uitgegeve Plakaten, of openbare geboden Ga naar voetnoot15, bevolen is. | |
[pagina 176]
| |
viii. Gelyk mede by ons somtyds gevierd zyn de Geboortedagen der Monarchen, met welke wy in Vrede-verbond, of anderszins verknogt stonden. Zoo is by voorbeeld alhier in den jaare 1638, door orde van den Staat gevierd de Geboortedag van den Koning van Vrankryk, Lodewyk den XIV; en, in den jare 1662, die van zyn zoon, den Dolfyn: gelyk mede in den jaare 1688, wanneer Willem de III tot Koning van Engeland gekroond was, en in de volgende jaren (zoo om dat hy onze Stadhouder was, als om het voorbeeld der Engelse natie, onder onze naastverbonde Bondgenoten zynde, te volgen) des zelfs geboortedagen op den 14. November telkens jarelyks plegtelyk gevierd zyn geworden, tot zyn dood toe. |
|