| |
| |
| |
Kapittel XV.
[Gastmaalen, en geschenken, voor, en na de Bruiloft gebruikelyk. Huwelyksluitmaalen. Huwelykse Voorwaarden. Huwelyks-gebodenmaalen. Weerreizen. Giften op Trouw; en Morgengaven. En Keuren aangaande de zelve.]
Huwelyksluitmaalen.
[i. Sommige der oude volken waaren gewoon driederlei maaltyden te houden ontrent een huwelyk.
Een voor, een op het voltrekken van het huwelyk, en een na het zelve.
Van de maaltyden op het voltrekken van het huwelyk, of de Bruiloften, is reeds in het voorgaande Kap. XIV. gesproken, en zullen we hier alleen van de twee andere soorten, als ook van eenige zaken, daar toe behoorende, als huwelykse voorwaarden, en giften, iets aanteekenen.
ii. Voor het voltrekken van het hu- | |
| |
welyk, wierd een maaltyd gegeven van verloving, of ondertrouw. Zoodanig was de maaltyd, die Bethuel, de vader van Rebekka, gaf, wanneer ze aan Izaak, Abrahams zoone, verloofd was. Waar van we lezen in 't boek der Scheppinge, XXIV: 54. En zoodanig schynt het avondmaal geweest te zyn, dat Raguël, de vader van Sara, gaf, wanneer hy deze zyne dogter aan Tobias, op zyn verzoek, ten huwelyk toegestaan, en verloofd had. Waar van men het verhaal vind in het boek Tobias, Kap. VII: 17.
iii. Zoodanige maaltyden waren ook in gebruik by de Grieken, onder den naam van προτέλεια, als uit Pausanias, Eustathius, en Pollux zouw konnen getoond worden. Zie Scaliger Poëtices libr. 3.
iv. Als ook by de Romeinen, onder den naam van Sponsalitia convivia, als blyken kan uit de brieven van Cicero, aan zyn broeder Quintus, en aan Atticus, uit Tertullianus libr. de Idololatria, en Plinius libr. 9. cap. 35. Waar ontrent Brissonius beweerd, dat, gelyk de bruiloft ten | |
| |
huize van den man gehouden wierd by de Romeinen; Dat zoo ook, convivium Sponsaliorum nomine praeberi sponso a puellae parentibus consuevisse, het verloofmaal aan den Bruidegom gegeven wierd, door de ouderen van de Bruid, of verloofde. Select. ex jur. civ. antiq. de rit. nupt. pag. m. 532.
v. Waar van daan by den Hoogduitseren schynen overgebleven te zyn hunne zoo genaamde Heyratmaalen. Stuckius antiq. conviv. l. 1. c. 24. pag. 107.
vi. En in de Nederlanden, en in 't byzonder in Holland, de huwelyksluit-maalen welke na het sluiten van het Trouwverbond, of huwelyks-kontract, (dat veeltyds in schrift werd uitgedrukt, onder den naam van Huwelykse Voorwaarden) en doorgaans op den dag van de wettige aanteekening der verloofden aan de wederzydse naast bestaanden van de ondertrouwden gegeven wierden, en nog in gebruik zyn.
| |
Huwelykse voorwaarden.
vii. Welke manier van de huwelyks- | |
| |
contracten in schrift te stellen ook van hoogen ouderdom, zelfs by andere volken, is. Als Raguel zyne dogter Sara aan Tobias op zyn verzoek ten huwelyk toezei, word verhaald, dat hy ze by de hand nam, en aan Tobias tot een vrouw gaf, dat hy haar zegende, en vorder: En hy riep Edna, zyn wyf, en nam een boeksken, en schreef een handschrift, en verzegelde dat: En zy begonden te eten, enz. Het boek Tobie K. VII: 16, 17. In den grondtext, of het Grieks staat, συγγραφὴν, 't welk in 't algemeen een handschrift beteekend, gelyk het dus van de Dortse Overzetteren vertaald is; maar 't geen door de geleerden verklaard word door een ander Grieks woord, τὰ προικῶα, 't geen Hugo de Groot, in zyne Aanteekeningen over Tobias overzet, dotailes tabulae, dat is, schriftelyke overeenkomsten wegens het huwelyks goed, of de bruidschat.
Van hoedanigen inhoud deze geweest zyn, schynt eenigsins afgenomen te konnen worden uit het boek Tobias, Kap. X: 11.
| |
| |
viii. De Huwelykse Voorwaarden in schrift te stellen, en daar van opene brieven te maken, heeft al lang plaats gehad in de Nederlanden, en is by sommige Wetten, en Keuren wel uitdrukkelyk geboden: als ook van de Morgengaven, by geschrift, en anderszins te bewyzen. Waar van ik een blyk, zoo wel van het eene als het andere, vind in de Oude MS Keuren van Zwol x. b. art. vii.
Van vergaderynge (van) mannen, en wyven in echtscappe, en van brieven dair van te maken.
Item, woir man, en wyf vergaederen in echtscappe, dye sullen van oeren worwarden daar sie mede vergadert synnen, den ersten jare opene brieve van maken. Wair des niet gedaen en worde, wanneer dat oirre een sterve, soe solde oirre beyder guet, eyghelike guet, gaan in samwinninghen, ende alle guet, dat erven mach ghelyc eygen, soldeinen ghelyck deylen, enz.
Mer ene Morgengave, dair gene brieve van en synt, dye mach man toebrengen | |
| |
met tween gueden knapen, dye daer aen, en aver gewest hebben. Mer en woerden dair ghene brieve ghemaket bynnen jars, ende sie dan dair nae averdroghen aen beyden tzyden, ende dair bryeve van makeden, alsoe alse dat ghedadinct were, dat mochten sie wal doen, sonder argelist.
Zoo ook in de oude MS Keuren van Groningen ix. b. art. iii. ‘Soe waer een man’ een joncvrouwe, ofte een vrouwe echtelyken beslapet, na gesette der hilligen kerken in Groeningen, soe is hoer twier gued half, en half, als voer in den anderen buek geschreven staet: nochtans soe schynt hylixevoerden toe holden die tusschen den manne, en den vrouwe gemaket, unde gelovet synt in voren tyde, und hier naemael gescheen magh voer Raetluden by der Rades woerden. Ende ne geen man en sal quaetschildinge doen, ofte quaet gaen eenige hilixe vorden toe holden, die tusschen den manne, ende den vrouwen gemaeket, ende gelovet synt in vergaderinghe in voertyden, und hier naemaels gescheen mach der echtschap voer den Raet- | |
| |
luden, buten consente der vrouwe, und ij naeste mundigenste erfgenamen van mannes personen: ende desgelyx sal men dat holden van den jonkvrouwen, ende vrouwen, als voorschreven staet.
ix. De uitsporigheid ontrent deze Huwelyksluitmaalen liep in sommige Steden van Holland zoo verre, dat men deze door Keuren bepaalde. Als te Amsterdam in een Keur van den 29 Januari 1655, inhoudende: Dat niemant op het huwelyksluiten meer persoonen mogt ter maaltyd noodigen, als die daar over effective, of met der daad gestaan hadden.
| |
Gebodenmaalen.
x. En was men aldaar ook gewoon te geven zekere Gebodenmaalen, op yder Gebod, 't zy Geregtelyk, of Kerkelyk, dat Bruid, en Bruidegom hadden.
Waar ontrent ook de onordentelykheid eindelyk een Keur veroorzaakte van den 29 Januari 1655, bepalende het getal der personen: Dat, naamelyk op de Gebodedagen geen gasteryen, of maaltyden mog- | |
| |
ten gehouden worden, dan alleen van den Bruidegom, de Bruid, en Speelgenoten, mitsgaders de huisgenooten van beide zyden. Dog men behoefd niet lang te Amsterdam te verkeeren, om te vernemen, of deze Keur sedert behoord hebbe tot de Leges abrogatae.
| |
Weerreizen.
xi. By sommige volken hadden ook maaltyden plaats na het bruilofs feest, als in 't byzonder by de Grieken blykt in hunne zoo genoemde γάμβρια, welk woord wel by sommigen vertaald word door geschenken, dog by Hesychius door δεῖπνα, dat is, avondmaalen. Als ook in hunne ἀνακαλυπτήρια, d.i. maaltyden, die gegeven wierden wanneer de bruid, die tot dien tyd zig het hoofd, en aangezigt bedekt hield (en daar van den naam van νύμφων by de Grieken, en nupta by de Romeinen, afkomstig van nubere, dat is dekken, droeg) dat deksel aflei, om van elk gezien te worden.
xii. Zoodanige maaltyden schynen eigentlyk in de Nederlanden in geen gebruik geweest te zyn.
| |
| |
xiii. Maar gaan daar nog in zwang eenige andere Maaltyden, na de Bruiloft, die gegeven worden by die gene, die ter Bruilofte onthaald zyn geweest, onder den naam van Weerreizen genoeg bekend.
Deze Weerreizen zyn in de Nederlanden by sommige Keuren ook bepaald, ten opzigte van den tyd, gasten, en andere omstandigheden, byzonder in de Provincien Overysel, en Groeningen. De meergemelde oude Keuren van Zwol, met de hand op Francyn geschreven, onder ons berustende, luiden (in het x. boek art. 4. van bruiloften) aldus:
Voert des morgen, als sy opgestaen syn, moet men den brudegom, en dye bruut des dages tegen den myddach, ende des avendes wal toe gaste byden, ende dye met hem in den huuse woenen, dair dye brudegom, ende die bruut wt beraden syn, ende nyet meer, ende des dages voir myddages, off nae myddage soe en sal men anders gene cost doen in der Stadt myt den brudegom, of myt der brunt, of toe den huys doen, dan gescreven is. enz.
De oude MS Keuren van Groningen ix. boek art. 17. bevelen: Voert soe en sal niemande den bruidegom, ende de bruit toe gaste
| |
| |
bidden binnen den eersten jaere, daer hi meer toe sal bidden dan 4 scottelen, en 8 persoenen, vader, moeder, suster, en broeder, in den talle ongerekent, by v sware mark toe broke.
| |
Giften op trouw.
xiv. Gelyk sommige oude volken gewoon waren maaltyden aan te regten op den dag van het voltrekken van het huwelyk, en voor, en na dat voltrekken: Zoo was ook by sommigen in gebruik, voor, en na het vieren van het huwelyksfeest, te geven eenige Geschenken, waar van in de Nederlanden nog eenige overblyfsels, die hun afkomst van de oude gewoontens van andere volken schynen te rekenen, waarschynelyk in gebruik zyn gebleven.
xv. Wanneer men was overeen gekomen om een huwelyk aan te gaan, was men gewoon ter bevestiging, en, ten blyk van deze overeenkomst, wederzyds elkanderen eenige giften te geven.
Dit had plaats by de Hebreen.
Zoo leest men, dat, als Rebekke ten | |
| |
huwelyk was toegestaan aan Isaäc, dat 'er uit den naam van Isaäc in zyn afwezen geschenken gedaan wierden aan Rebekka, en haren broeder, en moeder. En, staat 'er, De knegt lang de voort zilvere kleinodien, en goude kleinodien, ende kleederen, en hy gaf ze Rebekka: hy gaf ook haren broeder, en hare moeder kostelykheden. Gen. XXIV: 53.
xvi. Zoodanige waren de giften, by de Grieken genaamd προγάμια. En by de Romeinen de arrhae, dat is, de giften, die de verloofde toekomende Bruid gaf aan haren toekomenden Bruidegom, ten bewys, dat het contract van ondertrouw getroffen, gelyk blyken kan uit Paulus den Regtsgeleerden lib. 2. Sentent. en uit de wetten van de Roomse Keizeren Gratianus, en Valentinianus; En uit den ring, die de gemelde bruidegom aan zyne verloofde bruid, ten onderpand van zyne trouw, gewoon was te zenden, die pronubus genaamd werd by Tertullianus, libr. de cultu foeminarum, waar van ook getuigd Isidorus Hispalensis. Etym. l. 20. de divin. offic. l. 2. c. 15.
| |
| |
xvii. Van waar ook gesproten schynt de gewoonte onder de verloofden, in de Nederlanden by veelen nog hedendaags gebruikelyk, van elkanderen, ten bewys van hunne onderlinge ondertrouw, wederzyds eenige giften op trouw te schenken.
| |
Morgengaven.
xviii. Gelyk nu by de ouden eenige maaltyden, en giften in gebruik waaren voor de bruiloft, ter gelegenheid, en bewys van de wederzydse trouw-beloften, voor de bruiloft gedaan. Zoo waren 'er ook maaltyden, en giften in gebruik naa de bruiloft.
Van deze leste maalen reeds gesproken hebbende, zullen we nog iets aanmerken ten opzigt van de giften na de bruiloft.
xix. In Griekenland was de gewoonte, dat op den dag, als de bruid haar deksel, waar mede zy zig haar hoofd, en aangezigt tot nog toe bedekt gehouden had, aflei, om van elk gezien te worden, de zelve van de huisgenoten, en vrinden met | |
| |
eenige geschenken vereerd wierd. Scaliger.
xx. Van waar kan gekomen, en overgebleven zyn onze gewoonte van aan de nieuwgetrouwden iet tot hun huisçieraad, of anderszins, te vereeren.
xxi. Ook was in griekland de Bruidegom des morgens, na het bruiloftsfeest, ten tyde wanneer de Bruid het meergemelde hoofddeksel, (of Deksleuier, van rooden, of inkarnaten koleur. Rous Att. Oudh. bl. 344.) by de Latynen genaamd Flammeum, afleidde, om van elk te konnen gezien worden, aan de bruid, nu zyne vrouwe geworden, zekere gift te vereeren; daarom ἀνακαλυπτήριον genaamd by Filostratus. Suidas. als of men zeide, ontsleuyering, of ontdekking-giften; hoedanige ook aan de Bruid gegeven wierden door de nabestaanden:
xxii. En van daar schynen de giften, waar mede in de Nederlanden de Bruidegom gewoon is de Bruid, zoo ras de zelve zyn vrouw geworden is, te vereeren, van ouds genaamd Morgengaaven, oorspronkelyk, of daar na zwemende.
| |
| |
xxiii. Waar tegen over stond de melschat, maalschat, of gemaalschat, benaamingen uit de oude taal der Saxen, en Sikambren oorspronkelyk, by Kiliaan verklaard door dos, arrha sponsalis, zoo veel als huwelyksgoed, bruidschat, zynde zekere gift van de zyde van de Bruid, of vrouwe, aan den man gegeven tot onderhouding van de zelve, en tot het helpen dragen der huwelyks lasten. Welke giften vooral plaats hadden by de Romeinen, en niet alleen de morgengaaf, die overeenstemd met hunne donatio propter nuptias, anders genaamd dos viri; maar ook de maalschat, als de titel in het Roomse Wetboek toond. D. de jure dotium, en werd die gift zoo eigen, en verbonden aan het huwelyk is, aldaar geen dos, of maalschat kan plaats hebben. l. 3. & 48. D. de jur. dot. vide & Brisson.
En vind men zelfs als in 't oude Frankise, of Alemannise Provinciaale Regt, in oud Frankis beschreven, niet alleen gewag van morgengaube; maar zelfs tegen de buiten- | |
| |
sporigheid, daar in gepleegd, bepalingen gemaakt: Te weten, dat een vry Heer, naamelyk van den eersten rang, als Princen, en andere Grooten, aan zyn vrouw niet meer ten morgengave zouw mogen geven, als de waarde van 100 mark; die van middelbaren rang, 10 mark: En der Fursten dienstmannen, ministeriales principum, de dienstluiden der Vorsten, 5 mark § 5. Andere mensen niet meer dan een best peerd, of os § 6. En, zoo een eigen man Ridder is, niet meer dan een os, of peerd § 7. insgelijks een koopman; of de waarde van 10 mark § 8. een boer, vry zynde, of andere vrye luiden, geen Ritters, of Ridders, zynde, een os, of peerd, of 10 mark § 9. Een eigen man (homo proprius, anders genaamd, litus, latus, of lassus, &c. (waar van ik beschryving gedaan heb in Hollands Tiendregt I. Deel, XII. Kap. van den ouden staat des Batavisen volks bl. 133. 138. enz. en II. Deel bl. 352.) niet meer dan een schaap, of geit, of 5 asses, schellingen. § 10. De Rooms Koning mag zyn vrouw meer of min ge- | |
| |
ven, naar zyn goedvinden, want hy is hier in niet bepaald § 11.
Maar zoo hy des Ryks goed geeft, heeft de vrouw daar geen regt aan, en zyn Opvolger kan dat goed geeft, heeft de vrouw daar geen regt aan, en zyn Opvolger kan dat goed eigenen, vindicare. § 12. Cap. XX. jur. Prov. Alemann. Vide Schulteri thes. antiq. Teut. tom. 2.
xxiv. En schynen deze giften, of morgengaven aldus genaamd te zyn, om dat, hoewel ze voor het voltrekken van het huwelyk wel gestipuleerd, bedongen, en in de huwelykse voorwaarden schriftelyk uitgedrukt werden, egter met geen regt gevorderd, nog eer gegeven wierden, dan na het voltrekken van het huwelyk, en, volgens ouder gewoonte, des morgens na den eersten dag van de bruiloft.]
|
|