Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
[Van de verscheide tyden, en soorten der maalen, by de oude volken, en Batavieren, en der zelver verscheide geregten.][i. Gelyk de spys, en drank der Batavieren eenvoudig, gering, en zonder veel toemakinge geweest is, zoo zyn de lekkernyen, en dertele overdadigheden, volgens sommigen, (en mogelyk ook eenige gezette tyden, om het maal te houden) van de Grieken, en Romeinen, tot de Duitsers overgekomen, als Joh. Fred. Matenes Critic. Christ. l. 1. c. 7. en anderen breeder beweerd hebben. Hoewel egter zeer veele hunner gewoontens nooit in deze Landen schynen nagevolgd te zyn geweest. By voorbeeld, de voorn. volken, vernemende de kragt van den wyn, en des zelfs opstygende dampen, hebben rozen gebruikt, om dat ze zagtelyk verkoelende zyn: naar 't getuigenis van Plutarchus, Propertius, lib. III. en | |
[pagina 101]
| |
den Grieken Digter Anakreon. Od. 14. Welke manier by de Batavieren egter nooit schynt nagevolgd te zyn geweest; en zoo voort in zeer veel andere gevallen, en omstandigheden. ii. 't Is zeker, dat de oude Duitsen, en Batavieren, zig een lange reeks van jaaren by de eenvoudigste dis-geregten, en plegtigheden onvervanderlyk gehouden hebben. 't Welk de oudheid-kundige Cluverius op deze wyze bevestigd: Majores nostri uti in vestitu, ac corporis cultu, domiciliisque, sic in victu antiquum morem, ex Asia in gentium despersione in Celticam delatum, bis mille quadringentos amplius per annos perpetuo retinuerunt; donec tandem in alias regiones, arma bellaque conferentes, transgressi, molliorem omnium rerum cultum didicerunt, dat is; ‘Gelyk onze voorouders in kleeding, lighaams optooijing, en wooningen; zoo hebben ze ook in hunnen leeftogt de oude manier, uit Asia in het Celtisch Land overgebragt zynde, meer dan twee duizend, en vier honderd jaaren zonder ophouden gehouden: tot dat zy eindelyk, in andere landschappen, om te oorlogen, overgegaan zynde, in alles zagter, teerder, en gemakkelyker manieren geleerd hebben. Germ. antiq. lib. I. cap. 17. p. 121.’ | |
[pagina 102]
| |
iii. Sommigen meenen met Bulengerus, dat de oude volken, en Romeinen, maar eens dees daags plagten spys te nemen, de Conviviis lib. 1. c. 5. gelyk ook Boëtius eenigszins schynt te kennen te geven: cons. lib. 2.
Felix nimium prior etas,
Contenta fidelibus arvis,
Nec inerti perdita luxu ;
Facili quae sera solebat
Jejunia solvere glande. &c.
Somnos dabat herba salubres,
Potum quoque lubricus omnis,
Umbras altissima pinus.
En dat wel een prandium, of prandiculum, eer ze na hun werk op den akker, of de markt gongen; en dat ze daar na, ten minsten de Romeinen, hun avondmaaltyd hielden van negen-, of elf uuren af tot in den nagt. Valer. lib. II. c. 1. Dat de Persen, en Aethiopiers maar eens 's daags gewoon waren hunnen maaltyd te houden ontrent den middag, verhaald Alexander ab Alexandro. Zie van de gezette maaltyden der andere volken Stuck. d.l. p. 41. | |
[pagina 103]
| |
IV. Dog in later tyden hielden de Romeinen, volgens sommigen, hun maal wel 5 maal des daags, te weten jeutaculum, prandiu, merenda, ontbijt, middagmaal, namiddagmaal, (te weten 3 uuren na het middagmaal, en dan hun coena, en comessatio, hun avondmaal, en een nagtmaal, tegen dat ze naar bed gingen. Dog eigenlyk hielden ze maar 2 regte maalen, het middag-, en avond-maal. De overige maalen waren meestal voor niet volwasse kinderen, oude luiden, en zwaar werk doende boeren, enz. Vide Kippingii antiq. Rom. l. IV. c. 3. p. m. 500. nec. Non Stuck. ant. conv. l. I. c. 11. p. 38. &c. Hoewel de volken hier in veel van elkanderen verschilden; en de Romeinen zelfs daar ontrent, en ontrent het uur van hunne maaltyden te houden, niet bye ene gewoonte zyn gebleven: maar, naar verloop van tyden, en personen, verscheidenlyk veranderd: als breeder getoond word by Bulengerus de conv. lib. I. cap. 23. en Rosinus, antiq. Rom. l. V. c. 26. p. 358. By de Jooden, zoo men beweerd, waren, | |
[pagina 104]
| |
geen ontbyt, maar meest het middag-, en avond-maal in gebruik. Stuckius d. l. p. 39. &c. v. Mogelyk dat de oudste Duitsers, en Bataviers, zig altoos aan geen uur, om hunne spyzen te nemen, verbonden, of gehouden hebben; maar in de bossen, op't veld, of op den akker gegeten hebben, als de honger, en gedronken, als de dorst hen noopten: welke manier de oudste, en teffens de natuurlykste schynt. vi. En dat de plegtige maaltyden, en naderhand, wanneer de gewoonte meer toebereidselen van spyzen vereiste, de byzondere maaltyden der huisgezinnen, ordershalven, oorzaak zyn geweest van het bepalen van zekeren tyd. i. Op dat, tegnen dien tyd, de spys bereid, 2. En, den disgenoten gereed, en vergaderd zynde, de zelve de bereidde spyzen, zonder elkanderen met wagten te hinderen, te gelyk genieten zouden, als ik in het volgende Kap. zal toonen. viii. Ondertussen schynt het best over een te komen met de natuur, en, buiten | |
[pagina 105]
| |
opzigt van de gemelde orden, het natuurlykste voor elk, voedsel te nemen dan wanneer hem hongerd, of dorstet. En dat niet alleen byzondere personen, maar ganse volken, dus hier in de natuur gevolgd hebben, blykt uit Ammianus Marcellinus, verhalende van de Kaspise volken: Venter unicuique solarium est, eoque monente quod inciderit editur. dat is: ‘De buik is yder een zonnewyzer, en, als de maag jeukt, eet men dat 'er voorkomt.’ 't Zelve werd verhaald van de oude Indianen, Alexand. ab Alexandro, en die van Kanarie, volgens Americus Vesputius. viii. En wat de nakomelingen der Batavieren, en Nederlanderen hedendaags belang: Het schynt, dat ze onder hen meest met de Romeinen gemeen gehouden hebben, hun Jentaculum, ontbyt, (eertyds genaamd het vroeg-stuk, morgen-stuk, morgen-brood, ook vroegfoppen, morgensoppen. Zie Stuckius d. l. p. 27. en Kiliaan in morgen-brood.) hun prandium, middagmaal, en hun coena, of avondmaal: zynde de andere voorschreve | |
[pagina 106]
| |
maalend er Romeinen (ten waar men, als een soort van middagmaal, de zoo genaamde vieruuren-stukken, byzonder der jeugd, enz. als eenigszins schynende te zwemen naar het nanoen-maal der Romeinen, daar van uitzonderen wilde) in de Nederlanden genoegzaam buiten gemeen gebruik gebleven. ix. 't Schynt niet noodig hier veel te spreken van de verscheide spyzen, en tafel-geregten, by de Ouden in de voors. verscheide maaltyden gebruikt; nog van de orde in het opdissen der zelve; te weten, eerst salade, olyven, raapen, of andere kruiden, bekwaam om den eetlust gaande te maken; dan vlees; en eindelyk appelen, en andere boom-vrugten; nog heden veel onder het Nageregt begrepen. Welke oude manier van sommige volken in de Nederlanden nog ten grooten deele, voornaamelyk in de avondmaalen, gevolgd schynt te worden. Men zie vorder over de dis-geregten der Oude Volken Traité de la police, par Mr. de la Mare.] |
|