Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 92]
| |
[Oorsprongk, en beteekenis van de woorden gastmaalen, maalsteden, maaltyden, en derzelver verdeeling.][i. Een gast heeft van ouds eigentlyk beteekend een vreemdeling, als uit de oude Brieven, Keuren, en andere blyken, openbaar is. Van waar afkomt het woord gast-regt, dat is, het regt der vreemdelingen; en het woord Gast-huis, de plaats eigentlyk eerst voor 't verblyf der vreemdelingen geschikt. 't Geen ook de Grieken op de zelve wyze met het woord ξενοδόχιον, dat is eigentlyk een plaats, waar in de vreemdelingen naa den eis onthaald wierden, uitdrukten. Zelfs wierd in enger beteekenis door gast verstaan zoodanig een uitlandigen, of vreemdeling, die verder als tien mylen buiten het regtsgebied woonde. Men verstond door gasten ook wel ingezetenen van een stad, geen burgers zynde, volgens Kiliaan. | |
[pagina 93]
| |
ii. Oneigentlyk is het woord overgebragt tot allen die elders onthaald wierden. iii. Het woord maalen beteekend, door het een, of 't ander werktuig, in kleene stukken breken, en verbryzelen; waar van daan het naamwoord molen, beteekende een te samen - stelsel van omloopende raderen, tot het malen bekwaam, zynen oorsprongk nam. iv. Van dit woord maalen zyn verscheide woorden afkomstig, en, onder andere, twee, waar van het eene opzigt heeft op de plaats, als maalstede, en het andere op den tyd, als maaltyd. v. i. Maalstede beteekend eigentlyk de plaats daar de molen stond, op welke de ingezetenen van zekere plaats gehouden, en gewoon waren hun koorn te laten malen. vi. De oorsprongk van deze benaming is, dat het Regt om koornmolens te doen malen van ouds den Graaven van Holland, en Zeeland, en aan de Heerelykheden toekwam. Zoo vind men in oude brieven, dat de | |
[pagina 94]
| |
Graaven van Holland, en Zeeland dikwils van dit hun regt gewagen, en voor al by het verleenen van Privileziën, of bevestigen van eenige Stede-keuren, het zelve Regt wel uitdrukkelyk aan zig behouden, en bedingen. Zoo bedong Willem van Henegouwe; Graaf van Holland, en Zeeland, in het bevestigen van de Keuren der Stad Duinburg, of Domburg, in Walcheren, in het jaar 1310 wel uitdrukkelyk, Art. VII. ‘Item, als wy, of onze nakomelingen eenen molen te Domburg hebben, soo en sal geen Poorter tot niemants molen maelen gaen, dan tot onser molen, op de boeten, en verbeurte van 20 β, en dat meel verbeurt, also groot als sy 't malen. Ende daer by willen wy, dat onse Rentmeester hem eenen mouwervat sette op die molen, als Schepenen van Domburgh, dat redelyk dunken sal, naer dat men elders neemt. Deze brief is gehandvest, en bezegeld tot Middelburg, 's Dyssendaegs naa grooten Vastenavond 1310.’ Zie Boxhorn Chron. van Zeel. bl. 291. | |
[pagina 95]
| |
In diervoegen, dat de poorters, of ingezetenen van zekeren ban, jurisdictie, of regtsgebied, gehouden waren hun koren te laten maalen ter mole van den Graaf, of Heer, dit regt hebbende, ind at distrikt, of Gebied van hunne woonstede staande. Waarom ook zelfs de Fransen dit noemden, Ban du moulin, de molen-ban, dat is, de uitgestrektheid van een regtsgebied, tot eene molen hoorende: en waarom Kiliaan, op het woord maalstede, maalstad, het zelve niet kwalyk verklaarde, en uitdrukte met deze woorden: Mola publica inter terminos jurisdictionis, &c. Jurisdictio molaris: & paroecia, vicinia, accolarum eadem mola utentium, dat is: ‘De gemeene molen, tussen de paalen van het regtsgebied, enz. de buurt dier ingezetenen, die eene, en de zelve molen gebruiken.’ Anders zouw men ook door maalstede konnen verstaan de plaats, daar iemant gewoon is zyn maaltyden te houden, zyn vaste woonplaats. vii. 2. Het andere naamwoord, dat | |
[pagina 96]
| |
opzigt heeft op den tyd, is maaltyd. Dat zou eigentlyk beteekenen den tyd om te maalen, dat is te eten (om dat de spys als gemalen word met de tanden; waarom sommigen der zelve by de Latynen genaamd zyn, dentes molares, maaltanden, dat is bak-, of kies-tanden, om dat die wel voornamelyk daar toe dienen). Van welk woord maaltyd overgebleven is noen-maal, of middag-maal, avond-maal, enz. viii. Dog door een overdragtige manier van spreken, zoo beteekend het naamwoord maal, onder andere, ook een beurt, omkeer, of omwentelende afdeeling van tyd, of beweging, als blykt in een maal, twee maal, enz. Dus beteekend eetmaal den dagelyks wederkeerenden, en omwentelenden tyd, tot het eten geschikt, anders etmaal. ix. En dus kan gastmaal beteekenen, zekeren tyd, tot het onthalen der vrinden bestemd, in welken de genoodigde gasten hun maal houden. Ook wel zekeren tydbeurd, terwyl de gastmaalen onder sommigen al van ouds by | |
[pagina 97]
| |
beurten omgingen, als besloten word uit Job I:4. daar verhaald word, dat de zoonen van Job maaltyden maakten, elk in zyn huis, en yder op zynen dag, en beurt. Waar over kan gezien worden 't geen ik aangeteekend heb op het volgende Kapittel XIII. (2) v. Daar en boven heeft het woord maal nog veele andere beduidingen, en onder andere, van zekeren tyd van een openbare samenspraak, en volks vergadering. Welke manier van spreken men meend daar van daan te zyn gekomen, om dat de oude Duitsen, volgens Tacitus de mor. German. 22. gewoon waren op maaltyden zelfs Staatzaaken te verhandelen. Van waar ook die spreekwoorden konnen in de oude Monnike-taal, ad mallum venire, id est, quod ajunt, ad publicum convivium, parlamentum, &c. dat is: ‘tot een mallum, of maal, gaan, komen, dat is, gelyk zy spreken, tot een publyk, of volks gastmaal, Parlement, Raads-, of Staatsvergadering, enz. Zie Pontanus, en Slichtenhorst Gelderse geschied. I. b. § 50. bl. 30. Schilt. gloss.’ | |
[pagina 98]
| |
En die begerig zyn mogt na meer andere beteekenissen van maal, en maalen, die ik met opzet, als hier eigentlyk ter zake niet doende, voorby gaa, zie den Hr. Tenkate in zyn doorwrogt werk van de Nederduitse Spraak, in de eerste proef van geregelde afleiding: Spelmanni & Schilteri glossaria in voce, Mattum, Mallus, Mal, &c. xi. De voors. maaltyden nu werden verscheidenlyk verdeeld, maar, onder anderen, naar den tyd, op welken ze werden gehouden, in onbyt, middag-, avond-maal, enz. waar van ik in 't volgende Kap. zal spreken. xii. En de voorschreve gastmaalen worden gevoegelyk verdeeld, naar de persoonen die de zelve aanregten, in byzondere gastmaalen, van byzondere burgeren; en openbare, die op, en door publyke last, en bestelling, worden aangeregt, of voor Publike Kollezien. xiii. Onder de byzondere gastmaalen konnen gesteld worden geboortemaalen, bruiloften, doopmaalen, kraammaalen, kindermaalen, kerkgangmaalen, speenmaalen, | |
[pagina 99]
| |
inwydingmaalen, bouwmaalen, glasmaalen, verzoenmaalen, vredemaalen, verhuismaalen, afscheidmaalen, wederkomst-, en welkomst-maalen, jokmaalen, enz. xiv. De openbare maalen konnen verdeeld worden in kerkelyke, of geestelyke, en weereldlyke. Onder de publyke, of openbare geestelyke maalen kan men begrypen het H. Avondmaal, de Liefdemaalen, en Kermismaalen der Kristenen. En onder de publike weereldlyke, de Vierschaar-, of Regt-maalen, Boedelmaalen, Tiendmaalen, Horsprel in de Patele, en eindelyk velerlei soorten van Publike Maalen, der Ambassadeurs, Publike Kollezien, enz. xv. Ik ben voornemens in het verschikken van dit Werkje, en het brengen van de ontworpe stoffen tot Hoofddeelen, de voors. beraamde verdeeling, en orde te volgen; ten zy het samenhangen der stoffen, of andere redenen, my mogten noodigen, om daar in eenige verandering te maken.] |
|