vi. Weshalven ook de oude Kristenen den zoo gemengden wyn in het H. Avondmaal gewoon waren te gebruiken, naar het getuigenis van verscheide oude Ga naar voetnoot7 Kerkeleeraren, die ons de manier van het H. Nagtmaal, en andere gewoontens, onder de eerste Kristenen gebruikelyk, beschreven hebben.
|
-
voetnoot1
- 't Was de gewoonte by sommigen der oudste volken, na de maaltyd eenige raadsels uit te geven, en den genen, de zelve niet kon raden, op te leggen een Bokaal zout water te drinken.
Op pekel onder zyn wyn te laten gieten, gelyk we in 't vervolg breeder toonen zullen K. XIV. Mogelyk, om daar mede te beduiden, dat hem zout, of geestigheid, en vernuft ontbrak. II. Ik zal hier by myn gevoelen aanteekenen wegens den oorsprongk, en de reden dezer gewoonte. Wat den oorsprongk belangt; het schynt dat deze gewoonte oorspronkelyk zy van eene andere, by de Ouden wel eer gebruikelyk. Deze plagten zeewater in hunnen wyn te gieten, als ik in 't vervolg zal aantoonen. III. En wat de reden aangaat, ze gaven voor, dat ze zulks deden, I. voor de gezondheid. (Zoodanige wyn, meenden ze, maakte geen raauwheden, verwerkte den stoelgang, prikkeling in de maag, geene winden, en was behulpzaam ter spyzkokinge. Dit getuigd Athenaeus lib. 1.) 2. of, zoo anderen willen, geschiedde deze vermenging, om den wyn te beter voor het verderf te bewaren. Vide veter commentatorem in Hor. Sat. 8. lib. 11. ex. Edit. Cruq. p. 502. Waarom sommigen willen, dat door de vlugt van Bacchus tot de zee zouw te kennen gegeven worden deze gewoonte, van den wyn met zeewater te vermengen. Men vind ook blyken van deze gewoonte by Plautus, en Plutarchus, en, zoo eenigen willen, by Horatius, daar hy spreekt, van
Chium maris expers.
zekeren wyn zonder zee, of zeewater, dat is, zuiver, onvermengd, opregt; ten waar men, volgens anderen, daar door te verstaan had vervalsten wyn, in Italie gemaakt, en niet uit Griekenland ter zee overgevoerd; gelyk dit leste meest behaagde aan Lambinus. in d. Sat. p. 146. Men verhaald ook, dat zekere Godspraak den visseren zouw belast hebben Dionysius, waar door zy Bacchus beteekenden, en verstonden, in zee te dompelen. En daar van daan, schryft Varro, volgens Acro, is de gewoonte oorspronkelyk van Daufynen, by Dionysius, Liber, of Bacchus te schilderen. 't Welk schynt te onderstellen de voors. gewoonte van den wyn met zeewater te mengen, en dat ze dus voor 't zoute water niet verdrenkt, of bederft, maar als door Daufynen, waar van 'er een Arion behield, bewaard, en behouden word. 3. Dus dan gezien hebbende, dat het eertyds de gewoonte, niet alleen van Nederland, als boven getoond werd, maar ook van andere Landen was, den wyn met zout, pekel of zeewater te vermengen; en gelet op de tweederlei voorwendselen der ouden, als redenen van deze gewoonte; te weten, dat zulks zouw ingesteld zyn voor de gezondheid; of, om den wyn te bewaaren: zoo meen ik reden te hebben van twyfeling, of de waare reden in die voorwendsels wel zy begrepen. En, of deze gewoonte niet veel eer ingevoerd zy uit een onnaturelyke gulzigheid, en zuipluist, als een middel, om al zuipende dorst tekrygen, en dus daar door te meer wyns te konnen inzwelgen. Immers dat veelen deze gewoonte alleen daarom gevolgd hebben, dunkt my waarschynelyk.
-
voetnoot2
-
J.A. Leidis. Annal Egmond. Cap. 89. Anno Domini 1481 Dominus de Veris in Zeelandia celebravit nuptias, & ob familiaritatem, quam habuit cum Domino Nicolao de Adrichem, Abbati Hecmondensi, advocavit eundem ad suas nuptias festivandas & decorandas, & cum diebus aliquot ibidem traxisset, Abbas praefatus cum caeteris. Nobilibus vino aestuantes Salinaria ceu ciphos plenos sale & vino, ut dicitur, mixtos, sibi mutuo hiberunt, & Dn. Nicolaus Abbas, post postum surgens, secretum locum ad corpus evacuandum petiit,& post pancas horas in eodem loco secreto sedens mortuus inventus est. 't Welk ik dus overzet:
Johan van Leiden spreekt 'er in zyn Egmondse Jaarboeken Kap. 89 aldus van: ‘In 't jaar des Heeren 1481 heeft de Heer van der Veer, in Zeeland, zyn bruiloft gevierd, en om de gemeenzame vrindschap, die hy hield met Heer Niklaas van Adrichem, Abt van Egmond, heeft hy den zelven genoodigd om zyne bruiloft mede te vieren, als hy daar eenige dagen getoest had, hebben de voornoemde Abt, nevens de Edelen, van den wyn verhit, elkanderen zout-dronken, of bekers vol wyn, met zout gemengd, toegedronken. En Hr. Niklaas, de Abt, na den dronk opstaande, en na de Heimelykheid, om zig te ontlasten, gegaan zynde, is na weinige uuren, op de zelve Heimelykheid zittende, dood gevonden.’ Waar op de Hoogleeraar Ant. Mattheus pag. 257. aanteekend:
In memoriam ad mihi revocat Architricilini Regis Scotiae alim dictum. Cum decrevissent in Schotiam Legatos Ordines Faederati, inter quos & Brederodius, ad levandum regis Filium è baptismatis sacri fonte; Legati pro refrigerîo cum essent jam jam discessuri, cerevisiae Bremensis, & optimae quidem notae (dubbeld Bremer bier) vasa aliquot coëmerunt. Quibus navi impositis feliciter, & cursa prospero appellant ad littus Scoticam. Regius Architriclinus, qui ibi eos praestulatus, adventum gratulatur, in hospitium deducit, fessis vini Hispanici mox cynthum propinat. Abununt illi potum, calorem, nimium dictitantes name rat mensis Augustus. Tandem Architriclino de suo potu propinent. Ille autem, eum gustaffet & exhausisset cyathum, exclamat:
Addatur pix & parum salis,
Et erit potus infernalis.
Dat is: ‘Die brengt my te binnen het zeggen van den Hofmeester des Konings van Schotland. Wanneer de H.H. Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden besloten hadden, Gezanten, onder welke de Heer van Brederode was, naar Schotland te zenden, om 's Konings zoon ten doop te heffen, zoo hebben dezeGezanten, nu op hun vertrek staande, eenige vaten best dubbeld Bremen bier, tot verversing gekogt: welke 't scheep gedaan zynde, belanden zy gelukkig, en voorspoedig aan het Schotse strand. De koninklyke Hofmeester, die Hen daar opwagte, verwelkomt de zelve, geleid ze in een herberg, en brengt hen, vermoeid van de reis, een glas Spaansen wyn. Zy staan dat af, zeggende, dat het te heet een weder was. Eindelyk brengen ze den Hofmeester hunnen danck; maar hy, als hy dien geproefd, en den beker uitgedronken had, riep:’
Wat pik, en zout daar by, dan is 't een helse drank.
Zinspelende op de gewoonte van sommige volken beschreven:
-
voetnoot3
- I. Van de hoedanigheid, en uitwerksels van den wyn, en de verscheide wyzen; by de ouden gebruikelyk; om den zelven te mengen; voornamelyk met een derden; of twee derde deelen waters; ja van zekeren zoeten rooden wyn; waar van Homerus spreekt, met twintigmaal zoo veel waters, als wyn te temperen, kan in 't breede gezien worden de zeer geleerde Joh. Gerardus Vossius. De physiolog. Christ. & Theol. gemil. lib. V. cap. 16.
II. Alwaar hy ook onderzoekt, of het gezonder is, water, of wyn te drinken: en dat niet zoo zeer, zegt hy, om de Hollanders, als wel andere volken, die meer water drinken, of met wyn gemengd: Maar men zouw met reden mogen twyfelen, of hy de Hollanders, en Nederlanders, althans wel zoo geheel zouw konnen uitzonderen, sedert de tyd onder hen eenige water-dranken ingevoerd heeft, en gewoontens, als van eenige wynen, inzonderheid zware; en roode, in het gebruiken der zelven, byzonder des zomers; met water te temperen, enz. dranken; en gewoontens, zeg ik, by zynen tyd nog zoo zeer niet bekend: Gelyk hy nogtans de Hollanders uitgezonderd heeft met deze woorden: Quorum nemo est ὑδροπότης, ac ne vinam quidem aqua solent miscere, sed quoties vinum non suppetit, Zytho acquiescunt. ‘Niemant der Hollanderen drinkt water, zelfs niet onder hunnen wyn gemengd: maar als ze geen wyn hebben, behelpen zy zig met bier.’ Zie ook Petrus Ciacconius, en F. Ursinus de triclinio p. 354. &c. & 161. &c. III. Hoe de Romeinen den wyn met water, of met ys, of sneeuw getemperd, en verkoeld hebben, is overvloedig te zien by de Schryvers der Romeinse Oudheden. Waar van de gewoonte van de wynen met ys te koelen ook in de Nederlanden plaats heeft gekregen; zoo als daar van de overgebleve yskelders aldaar nog getuigen zyn. IV. Ook blykt uit Martialis, Plautus, Tacitus, en Plinius, dat de Rom. warm water in hunnen wyn te gebruiken, gewoon waren. Als Lipsius in 't breede getoond heeft. Electorum libr. I. c. 4. De vini temperatura. porro videre est Hieronymum Fracastorium. Oper. part. I. p. mihi 574. & seqq.
-
voetnoot7
- Justinus Martyr, beschryvende de bedieing van Eucharistie, maakt gewag (ἄρτου, καὶ οἴνου, καὶ ὕδατος) van brood, wyn, en water. pro Christianis Apologia II. pag. mihi 98, 99. Irenaeus l. 4. c. 57. & lib. 5. c. 2. Cyprianus Epist. 63. p. 100. & 105. Zie ook Cave, eerste Christendom l. B. II. Kap. 310. bl.
De Griekse Kerken egter wilden wel eer niet dan louteren wyn: De Latynse daar en tegen niet dan met water gemengd, daar toe gebruikt hebben. En sommigen wilden alleen rooden, en met water gemengden wyn genuttigd hebben. Om dat de Heiland dezen waarschynelyk zouw gebruikt hebben. En ten anderen, om dat dezelve bekwaamst waar, om zyn bloed te verbeelden, inzonderheid, dat uit zyne doorstoke zyde vloeide. Daar nogtans deze omstandigheden van die H. plegtigheid byna onverschillig schynen.
|