De Kaffers aan de zuidkust van Afrika
(1810)–Lodewijk Alberti– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Agttiende hoofdstuk.
| |
[pagina 179]
| |
mand mag zijn eigen rechter zijn,Ga naar voetnoot(*) maar alle rechtszaken moeten ter beslissinge vóór het Opperhoofd der Horde gebragt worden, tot welke de beleediger behoort. In belangrijke gevallen worden alsdan de Beambten geraadpleegd. Eigenbaat en partijdigheid, de rechtvaardigheid zoo zeer wederstrevende, hebben ook alhier niet zelden den zelfden blijkbaarsten invloed, als onder beschaafde Europeesche Volken algemeen in zwang is. De voorstanders der grondstelling, dat de mensch van nature boos, en het inwendige gevoel der liefde tot rechtvaardigheid alleenlijk het gevolg van aangeleerde beginselen zij, zouden welligt hierin een bewijs voor hunne meening vinden, ofschoon het ter eere der menschheid in het algemeen te wenschen is, dat de neiging tot onrechtvaardigheid van de christelijke Naburen tot de Kaffers zal zijn overgewaaid, en de waarneming, dat juist bij dat gedeelte dezer Natie, welk verder van de grensen | |
[pagina 180]
| |
der Volkplanting woont, inderdaad eene meer standvastige liefde tot rechtvaardigheid heerscht,Ga naar voetnoot(*) zulk een vermoeden bijzonderlijk begunstigt. Het volgende betreft die rechtspleging, welke hare betrekking heeft tot deze Afdeeling van Kaffers, waarvan in dit Werk bij uitzondering gesproken wordt.
Moedwillige Doodslag wordt, volgens de wet, even zoo met den dood gestraft. Zulk een vonnis wordt meestal door de Beambten, zelden door het Opperhoofd zelf, geveld, omdat daarbij het vee en alle de have des veroordeelden aan hem te beurte valt. Dikwerf beslist deszelfs meerdere genegenheid ten voordeele des ongelukkigen, zoodanig dat de laatste, met voldoening van een zeker aantal vee aan het Opperhoofd, wordt vrij gesteld. | |
[pagina 181]
| |
Wanneer aan iemand een rund ontstolen wordt, en hij, met aanwijzing van den roover, en vooral van een of ander kenbaar gedeelte van huid, staart of kop, als die door den roover meestal in kleine stukken gesneden en begraven worden, zijn eigendom kan doen blijken, dan wordt niet slechts de voornaamste dief tot eene willekeurige straf veroordeeld, welke doorgaans in vergoeding van vee bestaat, maar ook zij allen, die in den roof deelden, moeten ieder een afzonderlijk rund aan het Opperhoofd voldoen. Dit geldt zelfs ten opzigte van Kinderen, die daarvan eten. Uit dit bedrag der straf wordt de beroofde schadeloos gesteld.
Roof van Veldvruchten of Schade, door gebrek van hoede aan het Vee veroorzaakt, worden op gelijke wijze, bij veroordeeling tot eene evenredige vee-boete, gestraft en vergoed.
Klaagt iemand bij het Opperhoofd zijnen Schuldenaar aan wegens nalatigheid in de voldoening van deszelfs schuld, dan wordt de laatste door een der Beambten aan zijnen pligt erinnerd. Betaalt deze zonder bedenking terstond, dan moet de aanklager, in | |
[pagina 182]
| |
geval de schuld uit meer dan één rund bestaat, voor dezen rechterlijken bijstand eene evenredige boete aan het Opperhoofd voldoen, waarvan de Beambte al mede voor zijne moeite beloond wordt, en of zelf een rund, of wanneer deze niet worden afgegeven, ééne of meerdere Werpspiesen ontvangt.Ga naar voetnoot(*) Bedraagt de gansche schuldvordering slechts één Rund, alsdan geschiedt de rechterlijke bijstand zonder belooning. De Schuldenaar, die de zagte vermaning des Opperhoofds gereedelijk volgt, heeft niets meer dan zijne schuld te betalen. Is hij daarentegen wederspannig, dan worden niet slechts dwangmiddelen gebezigd, maar hij wordt nog daarenboven tot eene willekeurige straf verwezen. Daar de Beambten van elke strafboete een zeker aandeel ontvangen, worden zij niet zelden vervoerd, om van den invloed, dien zij op het Opperhoofd hebben, ter bevrediging hunner eigenbaat, een allezins onbehoorlijk gebruik te maken, ten nadeele van personen, die bij hen aangeklaagd en niet begunstigd worden. |
|