| |
| |
| |
Veertiende hoofdstuk.
Invloed en zedigheid des vrouwelijken geslachts, onder de Kaffers.
Men beweert vrij algemeen, dat de achting, welke de Sekse alom bij beschaafde Volken geniet, alleenlijk het gevolg der beschavinge zij, en dit, echter, wordt bij de Kaffers niet bewaarheid. Hoe zeer de heerschappij der Mannen onder hen algemeen plaats hebbe, bezitten echter de Vrouwen een zeker zagt vermogen over de Mannen, waardoor zij zich aanzien en invloed verschaffen, terwijl zulks ongetwijfeld op achting berust. Van beraadslagingen, die de algemeene welvaart des Volks betreffen,
| |
| |
zijn de Vrouwen gansch en al uitgesloten, zoodanig zelfs dat hare tegenwoordigheid aldaar niet wordt geduld. Kinderlijke eerbied, echter, maakt in soortgelijke gevallen dikwijls eene uitzondering. Dus woonde de Moeder des Opperhoofds mijne onderhandelingen met denzelven niet alleenlijk bij; maar deze Vorst nam nooit eenig besluit, zonder alvorens haar deswege te hebben geraadpleegd, en meermalen gelukte het mij, door hare tusschenkomst, mijn oogmerk te bereiken. Doorgaans, echter, is de tegenwoordigheid dezer vorstelijke Vrouwen slechts eene vergunning bij uitzondering, zonder dat zij aan de onderhandeling zelve eenig het minste deel nemen. Zelfs zijn zij, bij zoodanige gelegenheden, dadelijk van de Mannen afgescheiden en schaaren zich op eenigen afstand in eenen eigenen kring bijeen.
Daarentegen is het aanzien en de invloed der Vrouw in huisselijke opzigten zeer groot. Zij heeft deel aan het recht van beschikkinge over het gemeenschappelijke vermogen en bestuurt daarin niet zelden den wil des Mans. Zonder hare toestemming vervreemdt hij zelfs de minste kleinigheid niet. Een Kaffer, van wien ik eenen melk- | |
| |
korf of iets soortgelijks wenschte te verruilen, kwam meermalen met het antwoord te rug, dat zijne Vrouw het begeerde niet wilde missen, ofschoon hij zelf zijn hevig verlangen deed blijken, om het aangebodene voorwerp van ruiling te bezitten. Op gelijke wijze ziet een Kaffer, bij voorbeeld, zeer gereedelijk van zijn voornemen af, om zich ergens henen te begeven, zoodra slechts zoodanig iets hem door zijne Vrouw wordt afgeraden.
Geene mindere bescherming genieten de Vrouwen tegen elke gewelddadige beleediging. De Man zal zich niet ligt in eenen woordenstrijd mengen, waarin zijne Vrouw betrokken is; doch zoodra het tot dadelijkheden komen mogt, is hij hare gestrenge verdediger. In geval van krijg met andere Horden, wanneer men met den Vijand wil onderhandelen en het leven van den Afgezant niet zeker genoeg oordeelt, dan wordt deze zending door eene Vrouw verrigt, omdat men zich overtuigd houdt, dat zij door den Vijand geenszins mishandeld, en nog veel minder dat zij om het leven zal gebragt worden.
De zedigheid der Kafferinnen is reeds
| |
| |
eenigermate uit de beschrijving harer kleedinge af te nemen. Het lijdt inderdaad geenen twijfel, of zij bezitten deze eigenschap, welke de beminnenswaardigheid der Sekse bij uitnemendheid verheft. Laat ons nu zien, in hoe ver zij deze regelen van welvoeglijkheid gewoon zijn te volgen.
Op eene overtuigende wijze openbaart zich de ingetogene schaamte der Kafferinnen bij de zorgvuldige bedekking van ligchaam, en het is eene gelijke behoedzaamheid, welke uit hetzelfde gevoel voortvloeit en door haar bij alle gelegenheden wordt in acht genomen. Wanneer eene Kafferin haar Kind, dat zij op den rug draagt, onder den mantel wil nemen en alsdan genoodzaakt is dien open te slaan, dan geschiedt zulks met eene ongemeene behendigheid, zonder die deelen des ligchaams, wier bedekking de zedigheid verlangt, aan het nieuwsgierig oog eenigermate prijs te geven. Vrouwen, die eene rivier moesten doorwaden, zag ik altijd in eene blijkbare bezorgdheid, om haren mantel droog te houden, zich met dat alles niet te veel te ontblooten, en, wanneer dit laatste gevaar liep, alsdan het gewigtige ongemak eener door en door natte kleeding te verkiezen. Even daarom zal
| |
| |
eene Kafferin, in tegenwoordigheid van eenen Vreemdeling, slechts zeer zelden haar hoofd ontblooten, en is zulks al eens noodzakelijk, om de muts in orde te brengen, dan geschiedt het met den meesten spoed. De aanmerking van den Heer Barrow, dat een Kaffersch Meisjen op de vraag: Of zij getrouwd is? zich niet slechts met de enkele ontkenning bevredigt, maar terstond haren mantel open slaat, om dezelve door de aanwijzing van haren boezem, en welligt nog van andere schoonheden meer, te bevestigen: deze aanmerking heb ik nergens gestaafd gevonden; veeleer wordt de natuurlijke schaamte der Kafferinnen door dit berigt openlijk geschandvlekt. Welligt zouden de omstandigheden, waarin de Heer Barrow zulks waarnam, indien zij nader bekend waren, het vermoeden versterken, dat hij, in een gelijk geval, even zoo zeer de schoonheden eener Europeesche Vrouw zoude hebben kunnen aanschouwen, zonder dat daaruit nog de ongehuwde stand gebleken, of eenige nadeelige opvatting ware af te leiden. Met meerdere waarheid zal zulks toegepast kunnen worden op de Hottentotsche Meisjens, of wel op enkele Kafferinnen, welke met dezelve gemeenzaam waren,
| |
| |
zonder dat het op de laatst genoemde eene algemeene toepassing dulden kan.
Dan, hoe zeer deze beginselen van zedigheid door de Kafferinnen algemeen en gestrengelijk gevolgd worden, zijn zij echter, wanneer haar door eenen Man, en wel door eenen Europeër, eenig voorstel gedaan wordt, geenszins onverbiddelijk; doch met dat alles nooit voorkomende. Geheel verschillende is het heerschende begrip der Kaffers, wegens de geoorlofdheid van minverbindtenissen buiten het huwelijk, van dat, welk wij omtrent deze zaak gewoon zijn te koesteren. Volgens hen zijn gehuwde Vrouwen tot de huwelijks-trouw ten strengste verpligt: de echtbreuk eener Vrouw wordt voor een zwaar misdrijf gehouden, en ook als zoodanig gestraft, vooral ten opzigte van den Verleider, ofschoon zich de beleedigde Echtgenoot somtijds door eene aanmerkelijke vergoeding zijner geschondene eer laat bevredigen. Daarentegen wordt de eer van eene Weduw of Meisjen, door den vertrouwden omgang met eenen Man, op geenerlei wijze benadeeld, zelfs dan niet, wanneer die door deszelfs natuurlijke gevolgen openlijk bekend wordt;
| |
| |
waarom zulk een voorval, bij eene naderhand plaats grijpende echtverbindtenis, naauwelijks meer gedacht wordt. Een Reiziger, die eenigen tijd, buiten het gezelschap zijner eigene Vrouw, bij eene Horde vertoeft, vindt aldaar ligtelijk eene of andere ongehuwde Persoon, welke hem ten wille is; ja, het is niet geheel vreemd, zoodanige aan hem als een blijk van gastvrijheid aan te bieden. Soortgelijke gunstbewijzen worden doorgaans met kleine geschenken beloond. Dan alleen, wanneer er bezwangering volgt, moet de begunstigde zich of tot eenen dadelijken echt verbinden, of, bij gebreke daarvan, met de Ouders of naaste Bloedverwanten van het geschondene Meisjen eene overeenkomst treffen ter vergoedinge.
|
|