vee over aan zijnen Zoon, en wel doorgaans aan hem, die het laatste huwt en de vaderlijke hut niet verlaat; mondeling maakt hij slechts eenig uitzonderend beding omtrent eenige melkkoeijen, en is voor het overige ten volle verzekerd wegens eene regtgeaarde kinderlijke behandeling. Ouders, die hun vee door rampspoed hebben verloren, kunnen met genoegzame zekerheid op de grootst mogelijke ondersteuning hunner Zonen en Behuwdzonen rekenen. Een Zoon, hoe bejaard ook, die zich omtrent zijne Ouders onbehoorlijk gedraagt, of zich slechts tegen den billijken wil, vooral van zijnen Vader, hardnekkig verzet, of deszelfs vermaningen in den wind slaat, haalt zich den haat en de verachting der gansche Horde op den hals, en wordt daardoor gedrongen, dezelve te verlaten en eene andere verblijfplaats op te zoeken. Is de Vader niet meer in leven, dan treedt een ouder Broeder, Oom of ander Bloedverwant, als raadgever in deszelfs plaats. Ook alsdan wordt niets ondernomen, zonder het gevoelen van zulk een persoon alvorens gehoord en met hem over het behandelde onderwerp ten volle te zijn overeen gekomen.
Niet minder vertoont zich in een dadelijk