| |
| |
| |
Tiende hoofdstuk.
Taal, teeken-, schrijf- en telkunst, tijdrekening en zielsvermogens, der kaffers.
Ofschoon mijne driejarige verbindtenis met de Kaffers mij veelvuldige gelegenheid verschaft hebbe, om met derzelver levenswijze, gewoonte en zeden, bekend te worden, lieten mij echter mijne hoofdbezigheden geenen tijd genoeg over, om het in hunne taal zoo ver te brengen, dat ik genoegzame en voldoende berigten deswege kan mededeelen. Het zoude mij niet moeijelijk zijn gevallen, een aantal enkele en za- | |
| |
mengevoegde woorden van allerleien aard, zelfs wel gansche gesprekken op te teekenen; doch daarbij tevens altijd gevaar hebben geloopen, om door misverstand tot verkeerde begrippen verleid te worden. Ook is het geenszins voldoende, een aantal woorden te leveren, die, op het hoogst genomen, kunnen dienen, om eene vergelijking met andere talen te maken, en daaruit de waarschijnlijke afkomst dezes Volks af te leiden. Immers, men verlangt den waaren geest der taal te leeren kennen, ten einde daaruit voornamelijk den trap der verstandelijke beschaving te beoordeelen, waarvan zij de afdruk is, en hiertoe worden berigten gevorderd, die, juist zonder eene volkomene kennisse hunner taal, niet wel kunnen gegeven worden. De klank, echter, van de Kaffersche taal is zeer welluidende en zacht: men heeft in dezelve de letter r geheel niet; nu en dan wordt die klank uit den tongslag geboren, doch in verre na zoo menigvuldig en onaangenaam niet, als bij de Hottentotten en Boschmannen.
Van den lust voor Teeken- of Schilderkunst, hetzij tot louter tijdverdrijf, of met oogmerk om vorige gebeurtenissen of personen door afbeelding, ter bewaringe van
| |
| |
derzelver aandenken, voor te stellen, is geen het minste spoor te vinden. Even min ontmoet men eenig begrip, in zijn geheel door afgesprokene of bepaalde beelden uitgedrukt. Alle voortplanting van aandenken geschiedt door vertellingen, en alzoo door mondelinge overlevering, welke zich nimmer tot ver afgelegene tijden uitstrekt.
De vereeniging van getallen of Telkunst heeft op de gewone, natuurlijke wijze plaats; dat is, men bedient zich daarbij van de vingers, zoo als zulks, welligt, ook onder ons, de eerste aanleiding tot de thans heerschende kunst zal geweest zijn. Met dit behulp telt de Kaffer, wanneer hij den eenen vinger na den ander toedrukt, 10 volstrekte eenheden zamen, geeft alsdan, doorgaans met uitstrekking van alle vingers te gelijk, het aanduidend teeken, dat hij zoo ver gekomen is, en herhaalt alsdan deze zelfde telling; hetgeen, echter, dikwerf niet zonder verwarring geschieden kan. Op deze wijze worden de getallen minder door de spraak, dan wel door de voorteekening der vingers, opgegeven. Deze telling, echter, is onder hen slechts zeldzaam. Dus weten zij, bij voorbeeld, het bedrag of de hoeveelheid eener kudde vee niet mede te
| |
| |
deelen. Zij nemen alleenlijk ieder rund op zich zelf in oogenschijn, en deze indruk vestigt zich dermate in hun geheugen, dat zij, wanneer, onder eene gansche kudde van 400 tot 500 stuks vee, één of meer gemist worden, zulks oogenblikkelijk gewaar worden.
Niet minder onvolkomen is de Kaffersche tijdrekening. De oorzaak daarvan ligt grootstendeels in de gemelde onervarenheid in het tellen. De grootste tijdmaat wordt bestemd naar den omloop der Maan. Door dezen is het, dat zeer spoedig eene somopgave ontstaat, ver te boven gaande de gewone, tot welke de Kaffers anderszins bepaald zijn, buiten het gevaar van verwarringe. De eigenlijke lengte van verloopenen of toekomenden tijd wordt daarom slechts zelden juist opgegeven en bedraagt in dit geval nooit meer dan eenige maanden. Het tijdstip, waarop deze of gene handeling plaats had, geeft men doorgaans te kennen door het beroep op eene gelijktijdige grootere gebeurtenis. De Heer Barrow verhaalt, dat de Kaffers hun geheugen door eenen Kerfstok te hulp komen, welks gebruik mij echter onder hen niet is bejegend. De Hottentotten alleen, die in dienst der Volk- | |
| |
plantinge zijn, en waaronder zich enkele Kaffers bevinden, bedienen zich van dit middel, om het aantal van gewonnen vee aan te duiden.
Naauwkeuriger, echter, is bij de Kaffers de aanwijzing van de Dag-uren, strekkende zij alsdan hunne armen naar zulken kant uit, alwaar men de Zon aanschouwt op dien stond, dien zij willen doen kennen. Dus, bij voorbeeld, wanneer de eene Kaffer aan den ander wil te kennen geven, dat hij zich op den volgenden dag, des namiddags ten twee uur, zal laten vinden, is hij gewoon te zeggen: ‘Morgen, wanneer de Zon daar staat, (wijzende hij alsdan naar die plaats, alwaar zich de Zon op den bewusten tijd bevindt,) zal ik hier tegenwoordig zijn.’
Het gehoor en gezigt zijn die zintuigen, die men bij de Kaffers in eene uitnemend hooge mate geoefend en werkzaam vindt, en het is zeer waarschijnlijk, dat die zeldzame volkomenheid voornamelijk haren oorsprong heeft in de jagt, den krijg en de vrees, om door wilde dieren overvallen te worden. Zij, die zich op eene plaats bevinden, alwaar men niet ver van zich kan
| |
| |
henen zien, zullen bij het minste, naauwelijks hoorbaar, geruisch vrij stellig opgeven, of zulks door een mensch, die gaat, door eenen hond of door eenig ander ding veroorzaakt wordt. Even zoo worden zij door eenen graauwen horizont, waarin het gewone oog naauwelijks eenig het minste gewemel ontdekt, geenszins verhinderd, de voorwerpen volkomen duidelijk te erkennen. Deze laatste soort van waarneming geschiedt verwonderlijk snel. Van doofheid en blindheid is mij niet één voorbeeld ontmoet.
Van hier bespeurt men, niet min algemeen, eene levendige en aanhoudende oplettendheid, welke doorgaans met de geheugenis in een zoo naauw verband staat, en ook daarom is het geheugen bijzonder scherp. De Kaffer erinnert zich de kleinste, onbeduidendste omstandigheden eener gebeurtenis, welke eenige jaren geleden plaats had; hij herkent op het oogenblik een rund, eene koe, of een ander voorwerp, dat hij eenen geruimen tijd te voren zag, gelijk veelvuldige voorbeelden mij zulks bevestigden. Een voldingend bewijs van zulk een ongemeen erinnerend vermogen is reeds gebleken uit de hiervóór gemelde vaardigheid, om het gemis van slechts een enkel rund, uit eene
| |
| |
gansche kudde van 400 tot 500 stuks vee, zonder telling en alleenlijk door de levendige voorstelling van de in het geheugen geprentte beeldtenis van ieder rund op zich zelf, op het oogenblik te onderscheiden.
Eene snelle vatbaarheid en juist oordeel, ofschoon echter niet algemeen, vertoonen zich dikwerf in eene zoodanige mate, dat zij allen begrip te boven gaan. Meermalen viel een Opperhoofd, waarmede ik mij in onderhandeling bevond, mijnen Tolk in de rede, en bewees alzoo, dat hij het gezegde niet alleen ten volle begrepen, doch tevens daaruit het gevolg der zake zeer juist had opgemaakt. Bij zoodanige onderhandelingen nam ik doorgaans de grootste oprechtheid in acht, als het beste middel, om op alle menschen, met uitzondering alleen van volslagene schurken, den gunstigsten invloed te maken. Nu en dan, echter, hadden gevallen plaats, waarbij het rechtstreeksche oogmerk moest verholen blijven, en echter gebeurde het mij menigmaal, dat hetzelve oogmerk, ondanks alle aangewendde voorzigtigheid en inkleeding, tegen alle verwachting ontdekt wierd.
|
|