De hemelkoningin.
Bijschrift voor eene kopie van Albert Durers schets, in het gebedenboek van keizer Maximiliaan.
Aan Wilmina.
Wie zich geen Koninginneneer
Aan 's Konings Moeder acht' verschuldigd,
Door wien ook trouw noch dienstplicht meer
Des Konings Bruid word' toegehuldigd -
Gij blijft - Maria, teedre Maagd!
Gij blijft, in 't heilig Hof des Heeren,
Uw minlijk aanschijn ons-waart keeren,
Wien gij zoo vaste liefde draagt.
Hoe zoudt gij ook de broedren niet
Van uwen Jezus mild ontvangen,
En uitzien met gestrekt verlangen
Naar 't uur, dat gij ze 't welkom biedt.
O, 'k zie de handenpalme u strekken
Naar God, gezeteld in het licht,
Maar buigen 't maagdelijk gezicht,
Dat gij van de aard niet af kunt trekken.
O Moeder, zie ons neêrgeknield;
O Patrones van die beminnen!
Stort uit in onze ziel en zinnen
Den blanken gloed, die u bezielt.
Ach, neem in uwe maagdenhanden
't Gebed der Gode-erkentlijkheid!
Door u den Vader voorgeleîd
Is 't Hem gevallige offeranden.
Want zie, ons lot is louter goed:
En zie, ons hart is vol van zonden:
Hóe dus ter Godheid opgezonden
Een beê, die smeeke, en dank', en boet'!
U heeft de Vader zóo bemind,
Dat Hij u boven alle vrouwen
Gezegend heeft en deed aanschouwen
Zijn Godheid-zelve in uwen kind'.
Strek van uw bovenaardsche deugd
Voor wat ons faalt aan zielswaardije;
Opdat ons hart, doorgloeid van vreugd,
Des Vaders tederheid verblije!
Want God is liefde, en voor den schat
Van zegen op ons uitgegoten,
Ach, dat ons hart wat beters hadd'
Dan deze tranen ons ontvloten,
Dan deze blikken, naar Hem heen,
Die Hem voor eeuwig Heilig prijzen,
Ons-zelf - die hij niet af zal wijzen,
Stuurt Gij, o Moeder, onze schreên.
Des Konings Moeder toegehuldigd!
Of is men trouw noch dienstplicht meer
Des Hoogsten Konings Bruid verschuldigd?
3 Juni, 1851.
|
|