Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Dove lanteirne.[Door Jan vander Veen. - Zie bl. 357.] Het is een out gebruyk in Deventer de Stede,
En by den Yssel-stroom meer ander plaatzen mede,
Dat, waar in eenigh huys een doode' is of een lijk,
Wert uyt-gehangen een lanteirne tot een blijk,
Ik segge sonder keers of eenigh licht van binnen.
Wat sulkx beduyden wil can jeder haast verzinnen,
Verhuyst is 's levens licht, vertrocken is de Ziel,
Gansch ydel is de Romp van 't guntGa naar voetnoot1 hem onderhiel,
Dan is het al bejaaght geloopen en geronnen,
Dan ist behouden-reys is maar de Ziel gewonnen;
Wat wilmen meerder doch als 't daegelijkse Broodt,
Wat ist hier doch op 't lest? het eynt dat is de doot.
|
|