Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– AuteursrechtvrijJ.A. Alberdingk Thijm, Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw. C.L. van Langenhuysen, Amsterdam 1852
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 9198 G 8
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw van J.A. Alberdingk Thijm uit 1852.
redactionele ingrepen
p. 33: voetnoot ‘1’ kreeg in het origineel abusievelijk geen nootverwijzing in de lopende tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 50: voetnoot ‘6’ kreeg in het origineel abusievelijk geen nootnummer onderaan de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 52: voetnoot ‘5’ kreeg in het origineel abusievelijk nootverwijzing ‘4’ in de lopende tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 56: nootverwijzing ‘1’ op deze pagina verwijst eveneens naar voetnoot ‘1’ op p. 55.
p. 90: voetnoot ‘12’ kreeg in het origineel abusievelijk nootverwijzing ‘10’ in de lopende tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 113: eu → ue: ‘sluyt de Poort, ue lecht de sleutel, dan’.
p. 128: menseh → mensch: ‘dat den mensch seer verr' te boven gaet’.
p. 128: Hemelsehe → Hemelsche: ‘Ik zend u gelijk mijn Hemelsche Vader’.
p. 214-215 : Op deze pagina’s stonden in het origineel enkele regels tekst ondersteboven gedrukt. In deze digitale editie werden deze regels onderstreept.
p. 225: voetnoot ‘1’ kreeg in het origineel abusievelijk geen nootnummer onderaan de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 296: voetnoot ‘3’ kreeg in het origineel abusievelijk nootnummer ‘1’ onderaan de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 322: voetnoot ‘3’ kreeg in het origineel abusievelijk nootnummer ‘2’ in de lopende tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 322: voetnoot ‘2’ kreeg in het origineel abusievelijk geen nootnummer onderaan de tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 353: voetnoot ‘3’ kreeg in het origineel abusievelijk nootnummer ‘2’ onderaan de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 363: het foutieve paginanummer 163 is gewijzigd in 363.
p. 501: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
GEDICHTEN
UIT DE
VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
DER
NOORD- en ZUID-NEDERLANDSCHE LITERATUUR;
VERZAMELD, NAAR TIJDSORDE GERANGSCHIKT, EN TOEGELICHT
DOOR
J.A. ALBERDINGK THIJM,
Lid van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, van de Koninglyke Maetschappy van Letterkunde en Schoone Kunsten in Vlaenderen, van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van de Belgische Akademie voor Geschiedenis en Filologie, van de Maetschappy ‘de Tael is gansch het volk’ te Gent en ‘voor Tael en Kunst’ te Andwerpen, van het Provinciaal Noord-Brabantsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, van het Letterkundig Genootschap der Leuvensche Hoogeschool en van dat te 's Gravenhage.
Tweede Bundel:
1e en aanvang der 2e helft van de XVIIe Eeuw.
AMSTERDAM,
C.L. VAN LANGENHUYSEN.
1852.
[pagina III]
GEDICHTEN,
ontleend aan
DE NOORD- EN ZUID-NEDERLANDSCHE LITERATUUR,
van de
1e en aanvang der 2e helft van de XVIIe Eeuw;
GERANGSCHIKT EN TOEGELICHT
door
J.A. ALBERDINGK THIJM.
Amsterdam,
C.L. VAN LANGENHUYSEN.
1852.
[pagina 480]
Blz. | ||
---|---|---|
Opmerkingen, | ||
belangende de Nederl. Poëzij der XVIIe en XVIIIe Eeuw. Ideën in schoone taalformen - kunststukken der Schoone Letteren en der Dichtkunst - gedichten | 1. | |
Dichtsoorten | 2. | |
Tijdvakken der Nederlandsche Dichtkunstoefening | 3, 4. | |
Dichtkunst na 1600; de eenheid der Kunst in vier onvolledige richtingen gesplitst | 5. | |
Hooft, Vondel, Cats, Van Zevecote, Huygens, Poirters | 6. | |
Ondergang van de Poëzij der Renaissance (Latere Nederlandsche Poëzij) | 6. | |
Brief uit Florence. | ||
Door Pieter Corneliszoon Hooft, bij vergelijking der texten in de Verscheyde Nederduytsche Gedichten, IIe Dl. verz. door J.V.M. (1653), en in P.C. Hoofts Mengelwerken, uitg. in 1704 door D. van Hoogstraten. In strijd met de historische waarheid is in laatstgen. uitgave op de vroegste stukken eene spelling toegepast, waarvan de Auteur de gronden toen nog niet kende, en eerst tijdens de bearbeiding zijner Historien doorgaande toepaste. Het stuk is ook opg. in Klioos kraam, 1e Opening (1656) | 7. | |
Opt ontzet van Leyden. | ||
Door Ian van Hout; te vinden in Der Stadt Leyden Dienst-bouc enz. (1602 of 1603). | 12. | |
Voesters verdicht Gezicht. | ||
Uit Granida door P. Cz. Hooft. Hier is de text gevolgd der onder zijn oog bewerkte uitgave van Hoofts Gedichten, uitg. in 1636 door Jacob van der Burgh (zie bij bl. 312), vergeleken met den druk van 1620. In dezen laatste komen vele hinderlijke (hier door Hooft wechgenomen) vergrijpen voor tegen de leer van den klemtoon. Dien druk kenmerkt ook de spelling door Hooft tot omstreeks 1620 gebezigd: -ck, in plaats van -k, -ch in pl. v. -gh; s- meest in pl. v. z-; c- soms in pl. v. k-. | 16. | |
De Princes - Herderin. | ||
Uit Granida door P. Cz. Hooft. Ald. Zie de aanmerking, hierboven | 19. | |
Op Leidens beleg. | ||
Uit Aen Leyden door Daniël Heins (Heinsius); te vinden in zijne Nederduytsche Poëmata, uitg. door |
[pagina 481]
Blz. | ||
---|---|---|
Pieter Schrijver (Petrus Scriverius); 1616. - Heinsius' devies was Quantum est quod nescimus: Wat is er veel, dat we niet weten | 20. | |
Beklach van de Moeder Gods onder t' Cruys. | ||
Door Justus Hardewijn of de Harduyn (Harduinus), volgends den text in het Klein Prieel der Geestelyker Melodyen. Eerste uitg. in de Goddelicke Lof-sanghen (1620); waaruit de verbeteringen hierachter | 21. | |
Bij de dood van Henri IV. | ||
Uit de VVtvaert, enz. van Joost vanden Vondelen of van den Vondel, volgends den text in Mr. J. van Lenneps voortreffelijke uitg. van Vondel. | 23. | |
Mozes' klacht. | ||
Uit Het Pascha, enz. van J. v. Vondelen. Druk van 1612 | 24. | |
Kerstlied. | ||
Volksgezang, uit Willems' Oude Vlaemsche Liederen | 28. | |
Heemskercks dood. | ||
Uit het stuk Op de doot, enz. van Jacob Heemskerck, door Daniël Heins, uitg. in zijn boveng. Poëmata | 29. | |
Vrijheid. | ||
Uit laatstgen. stuk van Heins | 31. | |
Elegie. | ||
Van P. Cz. Hooft; genomen uit de Afbeeldinghen van Minne (t' Amsterdam; 1611) | 31. | |
De wijde waereld uwer oogen. | ||
Door Hooft. Uit laatstgen. bundel | 32. | |
Wech minne sonder hoop! | ||
Door Hooft. Aldaar | 33. | |
Schoorvoetighe tijdt. | ||
Door Hooft. Ald. | 33. | |
Mijn Son. | ||
Door Hooft. Ald. | 34. | |
De dood van Floris V. | ||
Uit Hoofts Treurspel Geeraerdt van Velsen. Wat boven, bij bl. 16, van de geraadpleegde druk- |
[pagina 482]
Blz. | ||
---|---|---|
ken gezegd wordt, geldt ook hier. De druk van 1620 heeft ook, bijv., waerdy en komdy, in plaats van waert ghy en komt ghy | 34. | |
Geld of pand. | ||
Uit Dr. Samuël Costers Spel van Tiisken vander Schilden (Amsterdam, 1613) | 41. | |
Tiisken in den kerker. | ||
Aldaar | 44. | |
Tiiskens Uitvaart. | ||
Aldaar | 46. | |
Boeren geselschap. | ||
Door ‘G.A. Brederode (sic), Amsteldammer’ in zijn Boertigh, Amoreus, en Aendachtigh Groot Lied-Boeck (t'Amstelredam; 1622) | 49. | |
't Verval der Rederijkkamers. | ||
Aldaar | 51. | |
Natuur en Const. | ||
Aldaar | 53. | |
Alphonsvs, te-leur-gesteld. | ||
Uit Brederoos Roddrick ende Alphonsus; genomen uit Alle de Spelen (Rotterdam; 1622), in verg. met de uitg. in Alle de Wercken (Amstelredam; 1678) | 53. | |
Alphonsvs, van Roddrick doorstoken. | ||
Aldaar | 55. | |
De Moedertaal van Daniël Heins. | ||
Door Petrus Schrijver of Scriverius, in Heinsius' bundel, gen. bij bl. 20, vergel. met de Gedichten van P.S. uitg. door Simon Doekes; 1738 | 59. | |
Aen de eerbare ende konstrijcke Jonckvrou Anna Roemer Visschers. | ||
Door Daniël Heinsius; in zijn bovengen. bundel | 61. | |
Aan Daniël Heins. | ||
Door Anna Roemers (Visscher). Aldaar | 64. | |
Aan Jonckvrou Anna Visschers. | ||
Door Daniël Heinsius. Uit zijn meergen. bundel | 65. |
[pagina 483]
Blz. | ||
---|---|---|
Aan Daniël Heins en Jonckvrou Anna Roemer Visschers. | ||
Door Jacob van Zevecote; in zijne Gedichten, uitg. door Jhr Ph. Blommaert (Gent en Rotterdam; 1840) | 66. | |
Antwoordt van Joncvrou Anna Roemer Visschers. | ||
In den zelfden bundel | 67. | |
De wille is te prijsen. | ||
De Auteur, Dirck van Bembden, is Dirck Pietersz., meest bekend onder den naam van D.P. Pers (zie bl. 395); laatstgenoemden schijnt hij aan zijn bekend uithangbord De Witte Persse ontleend te hebben. Het stukjen is genomen uit de eerste uitg. van Bellerophon (1614), dat later menig maal met Urania en nóg eene liederverzameling herdrukt is | 68. | |
Spreekwoorden. | ||
Door Donaes Idinau, genomen uit Van der Aas Vervolg op het Biogr. Anthol. en Crit. Woordenboek van Witsen Geysbeek | 69. | |
Eenvoudige boeren. | ||
Uit Alle de Wercken van G.A. Bredero; uitgave van 1678 | 69. | |
Geeft Gode lof. | ||
Door Bredero, genomen uit zijn bovenaang. Lied-boeck, onder vergelijking der genoemde uitgaven zijner Spelen en Wercken | 74. | |
De leelijke vrijer. | ||
Uit Brederoos Lied-boeck | 75. | |
Priestervoogdij en Mommespel. | ||
Door Samuel Coster, in zijn stuk, uitg. ‘Na de Copy’ 1617, t'Amsterdam | 77. | |
Een Hasselaer. | ||
Uit P. Cz. Hoofts Lijkklaght over Pieter Dircxz. Hasselaer; volgends de Amst. uitg. van 1617 (bij Willem Jansz.) | 82. | |
Eendracht. | ||
Uit een Zinnespel van Abraham de Coninck, in Vlaerdinghs Redenrijck-Bergh, (t'Amsterdam; 1617) | 84. |
[pagina 484]
Blz. | |||
---|---|---|---|
Godsvrucht. | |||
Uit een Spel van Gijsbrecht van Hogendorp, ald. | 86. | ||
Rijke Bruiden. | |||
Uit Hoofts Blijspel Ware-nar (t'Amsterdam; 1617) | 87. | ||
Schatbegraven. | |||
Aldaar | 90. | ||
Ware-nar bestolen. | |||
Aldaar | 93. | ||
Aan wal. | |||
Uit de Vorstelijcke Warande der Dieren, waer in de Zeden-rijcke Philosophie, Poëtisch, Morael, en Historiael vermakelijck en treffelijck wort voorghestelt: Met exemplen uyt de oude Historien, in Prose; ende Vytleggingen, in Rijm verclaert: door I. v. V[ondelen]. Oock met aerdighe Afbeeldingen geciert, ende constich in coper gesneden, door Marcvs Gerards, schilder. Alles tot sonderlinghen dienst ende nutticheyt voor alle staten van menschen uytghegeven. Amstelredam, Bij Dirck Pietersz. boeckvercooper op 't Water, in de Witte Persse, recht over de Koren-merct. Anno 1617 | 94. | ||
De Papegay en den Vos. | |||
Door Vondel, in de Warande bovengen | 96. | ||
Zinnebeelden. | |||
Door Jacob Cats; uit zijn Silenus Alcibiadis (1618) of Emblemata en Maechden-plicht. | |||
Zeeuwsche achterlijkheid | 98. | ||
De Slijpsteen I. II. III. | 99. | ||
Aen alle Roock-eters enz. | 100. | ||
Kinderspelen | 100. | ||
Eigen aard. | 101. | ||
De Roede | 102. | ||
De een of de ander | 102. | ||
Eerste stap | 102. | ||
Onroofbaar goed | 102. | ||
't Zaad | 103. | ||
Keuze | 103. | ||
IJdelheid | 103. | ||
Edipes en Antigone. | |||
Door Willem de Baudous, in het Treurspel van dien naam, (t'Amsterdam, 1618) | 104. |
[pagina 485]
Blz. | ||
---|---|---|
De Jaargetijden. | ||
Uit het Treurspel Itys van Coster (t'Amsterdam; 1615) | 104. | |
De dood - het einde. | ||
Dit lied komt voor in het Paradijs der Geestelijcke en Kerckelijcke Lof-sangen op de principaelste Feest-dagen des gheheelen Jaers, een bundel, die in de XVIIe Eeuw, met en zonder muziek, meer dan zeven keer gedrukt is. De Verzamelaar noemde zich Salomo Theodotus, maar heette eigenlijk Gillis of AEgidius Haefacker of Afhacker, geb. te Vreeswijk aan de Vaart, werd te Keulen Licentiaat in de Godgeleerdheid, en was zeer ervaren in de Gr. en Lat. talen; hij schreef in 1618 een traktaat over de Gomaristen en Arminianen | 106. | |
Mijn Koninginne. | ||
Aldaar | 107. | |
Brabantsch. | ||
Uit het Blijspel Den Spaanschen Brabander, door G.A. Bredero. De uitgave, gen. bij bl. 53. | 109. | |
Jerolimoos Toilet. | ||
Uit het zelfde stuk, ald. | 111. | |
Naberouw. | ||
Door G.A. Bredero, te vinden in zijn Lied-boeck, boveng | 114. | |
God is getrouw. | ||
Door den zelfde, ald. | 116. | |
Grafschrift op Bredero. | ||
Door Vondel, voor Brederoos Lied-boeck; later is dit door Vondel veranderd - niet verbeterd; zie zijn Poëzy, II. | 117. | |
Quaet en mal. | ||
Door Jan Siewertsz. Kolm; te vinden achter Malle Jan Tots boerdige vryery ghespeelt op d'Amsterd. Camer op Nieu-Iaersdach, 1633. t'Amsterdam. Voor Dirck Cornelis Houthaeck, Boekv. op de N.-Z. Colck, in 't Bourgoens Cruys | 117. | |
Salvete Flores Martyrum. | ||
Vertaald door Hugo de Groot; genomen uit zijn |
[pagina 486]
Blz. | ||
---|---|---|
Bew. v.d. W.G. mitsgaders zyne andere stichtelyke Gedichten en Gesangen (uitg. door Gerard Brandt; 1683) | 118. | |
Audi benigne Conditor. | ||
Vertaald door Hugo de Groot; uit gen. bundel | 118. | |
Ballingschap. | ||
Uit Hoofts Treurspel Baeto. De uitgave van Van der Burgh gevolgd, onder vergel. van die van Hoogstraten; zie bij bl. 7. | 119. | |
Naar Holland. | ||
Uit het zelfde Treurspel van Hooft | 121. | |
De Steert-sterre in 1618. | ||
Door Jacob Cats, in den Zeevschen Nachtegael ende Des selfs dryderley gezang: geheel anders inder waerheyt verthoont, als de selve voor desen by sommighe uyt enckel mis-verstant verkeerdelijck is gheoordeelt. Door versch. treffelijcke Zeeusche Poëten by een ghebracht, enz. (Middelburgh; 1623) | 123. | |
Goede Teekens. | ||
Door Iohannes Stalpaert van der Wielen. - Zie bl. 284. - Te vinden in zijn Gulde-Iaers Feestdaghen; Antwerpen, 1634. Hier ontleend uit den bij bl. 104 gen. bundel van Haefacker, gen. Theodotus. Stalperts schoone bundel van 4 a 500 liederen (1300 bladz.) beleefde reeds in 1635 een tweeden druk | 124. | |
Bewijs van den waeren Godsdienst. | ||
Door Hugo de Groot, naar den druk van 1683, door G. Brandt bezorgd | 126. | |
October VII 's Jaars 1619. | ||
Door den zelfde; uit den bundel, waarvan de uitgave bezorgd werd door Mr Jo de Vries (1844); eerst uitgegeven in Klioos Kraam, Tweede Opening, bl. 329; 1657 | 132. | |
Maria cussende haer kindeken. | ||
Door Justus Hardewijn, uit zijn Goddelicke Lofsanghen, bovengen | 134. | |
De Poëzij. | ||
Te vinden in W.S. Heere van Bartas Wercken, door Zacharias Heyns vertaald (1621) | 135. | |
Berusting. | ||
Te vinden in Een Geestelijck Lust-Hoofken, uitgege- |
[pagina 487]
Blz. | ||
---|---|---|
ven door H.P. Prior (?) van het H. Gregorius-broederhuis te Emmerik | 136. | |
Porphyre en Cyprine. | ||
Uit het Treurspel van Jan Thieullier, in de Schadtkiste der Philosophen ende Poëten (Mechelen; 1621) | 137. | |
Droncken Claes. | ||
Uit het Esbatement van Hendrick Fay-d'Herbe; te vinden aldaar | 141. | |
Lekker eten en drinken. | ||
Uit Dapes inemptae of de Moufe-Schans door Petrus Hondius (Leyden; 1621) | 143. | |
Studeeren te Leiden. | ||
Uit het zelfde stuk | 148. | |
Klaghte over 't verdeelde Christendom. | ||
Door Hugo de Groot, uit zijne Gedichten, door Mr Jo de Vries gepubl.; zie bij bl. 182. | 153. | |
Maria - de Dageraad. | ||
Door I. Stalpert van der Wielen. Te vinden in de bundels gen. bij bl. 124. | 157. | |
Tot lof van St. Agnes. | ||
Door I[oost] v[anden] V[ondel], vóor het Vrouwelick cieraet van Sint Agnes versmaedt ('s Hertogenbosch, 1622) door Stalpert vander Wielen (zie bl. 284) | 159. | |
Hemelzangzucht. | ||
Door I. v. Vondelen; gen. uit De Helden Gods des Ouwden Verbonds (t'Amsteldam; 1620) | 161. | |
De Christelijke Ridder. | ||
Door den zelfde; te vinden ald. | 162. | |
Hierusalem verwoest. | ||
Door Vondel. Te zamen uitgegeven met De Helden Gods en De Heerlijckheyd van Salomon (1620) | 168. | |
't Voorhout. | ||
Door Constantin Huygens; uit zijn Batava Tempe, dat is, 't Voorhout van 's Gravenhage (1622); te vinden in het 2e Boek der Ledige Vren; Druk van 1644; de spelling volgends de uitg. in de Koren-bloemen (1658) | 179. |
[pagina 488]
Blz. | ||
---|---|---|
De Aemstel. | ||
Uit Anna Roemer-Visschers gedicht De Roemster van den Aemstel. Het woord Roemster moet op de schrijfster slaan; die spreekt in een mannelijke persoonsverbeelding. Te vinden in de Gedichten van C. van Baerle, J. van der Burgh, enz. (uitgegeven door D. Groebe); Amst., 1827. | 187. | |
A.M.G.D. | ||
Door Joost Hardewijn (genaamd Justus Harduinus) in zijn bovengen. bundel Lof-sanghen | 190. | |
Kerst-lied. | ||
Door den zelfde; aldaar | 190. | |
Drink-liedtjen. | ||
Door Jan Jansz. Starter, in zijn bundel, get. Friesche Lust-hof, beplant met verscheyden stichtelijcke Minne-liedekens, Gedichten ende Boertighe Kluchten (t'Amstelredam; 1621). Volgends Mr. J. van Lennep was Londen Starters geboorteplaats; kwam hij in 1605 of 7 naar Amsterdam, was lid van de Oude Amst. Rederijkkamer, ging in 1614 naar Friesland, en kwam in 1620 weêr naar Amsterdam. Echter schijnt, volgends het Privelegie des drukkers en 's dichters portret, Starter in 1621 student te Franeker te zijn: 27 j. oud. | 192. | |
Zingen en springen. | ||
Door den zelfde; aldaar | 193. | |
Friesland. | ||
Door den zelfde; aldaar | 194. | |
Heemskerck aan Anna Roemers. | ||
Zie de bij bl. 187 gen. Gedichten. Het geheele IIe Dl. is van Johan van Heemskerck, den schrijver van het keurig gestelde boekjen proza en poëzij, get. Batavische Arcadia | 194. | |
Praten. | ||
Door den zelfde. Zie den aangeh. bundel | 196. | |
Hoe te zingen. | ||
Door den zelfde; aldaar | 197. | |
Lof van Cloris. | ||
Door den zelfde; ald. | 199. |
[pagina 489]
Blz. | ||
---|---|---|
Afscheydt-dicht. | ||
Door den zelfde; ald. | 200. | |
Lijck-suchjes. | ||
Door den zelfde; ald. | 201. | |
Op de welgelukte Uitkomste van Hugo de Groot. | ||
Door Anna Roemers; te vinden in Anna en Maria Tesselschade Visscher, door Mr Jac. Scheltema. | 203. | |
Kupidoos Bezoek. | ||
Door Starter; in zijn bovengen. bundel | 203. | |
Adieu dan hulp van vrienden. | ||
Door Starter; in zijn meergen. bundel | 206. | |
La Royale. | ||
Door den zelfde; ald. | 208. | |
Vive le Prince d'oranje. | ||
Door den zelfde; ald. | 209. | |
De Tong. | ||
Door Johanna Coomans, in haar Wapenschild, enz.; gen. uit den Zeeuschen Nachtegael, aangeh. bij bl. 123. | 209. | |
Welkomstlied aan Anna Roemers in Zeeland. | ||
Door Simon van Beaumont; in den Zeeuschen Nachtegael, bovengen | 210. | |
Anna Roemers aen de Zeeusche Poëten. | ||
Aldaar | 212. | |
Op den Zeeuschen Nachtegael. | ||
Door Anna Roemers; aldaar | 212. | |
Venus Bedroch. | ||
Aldaar | 213. | |
Op de vliegende Schilt-padde van Hastens. | ||
Door Henrick vande Putte (Erycius Puteanus), medegedeeld door Mr P. van Duyse, in de Eendragt. | 213. | |
Gheraedsels. | ||
Door Iohan de Bruyne; gen. uit den Zeeuschen Nachtegael | 214. | |
Noodbede. | ||
Door Claudius de Clerck in zijn spel van Sedechias. Belgisch Museum, IIIe Dl. (1839) | 215. |
[pagina 490]
Blz. | ||
---|---|---|
Zeeus vreuchden-liedt. | ||
Door Apollonius Schotte, in den Zeevschen Nachtegael bovengen. | 216. | |
Taalverbastering. | ||
Aldaar | 218. | |
Psalm VIII. | ||
Door Anna Roemers, ald. | 218. | |
Verval der Kerk. | ||
Door Iohan de Bruyne; ald. | 219. | |
Miskenning. | ||
Door J. vanden Vondel, in zijn Palamedes oft vermoorde onnooselheyd. Text volgends den druk van 1625; de Aanteekeningen (uit 's Dichters mondt opgeschreven) uit de zoogenaamde Amersfoortsche (!) Editie (1707) | 220. | |
De onthoofding. | ||
Door den zelfde; ald. | 225. | |
Gesprek. | ||
Door den zelfde, achter den Palamedes, druk van 1707. | 229. | |
De CXLIII Psalm. | ||
Door Antonis de Hubert, uit zijn Psalmen des Propheeten Davids in 't Hebreeuz genaamd Het Lof-bouk, enz. Tot Leyden, By Pieter Muller, inde Heere-straat, in 't Jaar, 1624 | 229. | |
Nero. | ||
Uit Willem vanden Nieuwelandts Treurspel; gen. uit de Verhandeling over de Ned. Tael- en Letterkunde vooral opzigtelyk de Zuydelyke Provinciën, door J.F. Willems Dl. II (1824) | 231. | |
Toubacdrinckers. | ||
Door Willem vander Elst; gen. uit de Verh. bovengen. | 232. | |
Richt u ten Hemel. | ||
Door Jhr Jacques Ymmeloot; uit het Belg. Museum, Dl. IV (1840) | 233. | |
Den Ryngh der Eeuwigheid. | ||
Door den zelfde; ald. | 234. |
[pagina 491]
Blz. | ||
---|---|---|
Lof van Jhr Ymmeloot. | ||
Door Jan Bellet; ald. | 235. | |
De Pot. | ||
Een emblema van Zacharias Heyns, in zijn Emblemata enz., streckende tot Christelicke Bedenckingh ende Leere der Zedicheyt (Rotterdam; 1625) | 235. | |
Blusschen van kalk. | ||
Door den zelfde; ald. | 236. | |
Huichelaars. | ||
Aldaar | 236. | |
Genuchte van 't Velt. | ||
Door Jacob van Zevecote, te vinden in zijn Gedichten, genoemd bij bl. 66 | 237. | |
Harder-dicht. | ||
Door den zelfde; ald. | 243. | |
Mayschen Morgenstondt. | ||
Door Dirck Rafelsz. Camphuysen; uit zijn Stichtelijcke Rijmen, om te lesen ofte singhen, enz. Tot Amsterdam, 1647; onder vergelijking der drukken van 1652 en 1688 | 244. | |
Christelijck Gevecht. | ||
Door den zelfde, ald. | 246. | |
Aan J[oannes] G[esteranus]. | ||
Aldaar. Gesteranus heette eigenlijk Van Geysteren | 248. | |
Inconsequentie. | ||
Aldaar | 249. | |
Vloek over de schilderkonst. | ||
Aldaar | 250. | |
Een noodig. | ||
Aldaar | 251. | |
Daktylen. | ||
Aldaar | 251. | |
Vermaninge tot vrede. | ||
Door Willem de Groot, in den bundel van Hugo, Ed. van Brandt, gen. bij bl. 118. | 252. |
[pagina 492]
Blz. | ||
---|---|---|
Grillen. | ||
Door Simon van Beaumont; uitg. van J. Tideman, 1843. | 254. | |
Wie zal 't passen als die 't koren doet wassen. | ||
Door Ioh. de Brune of de Bruyne, in zijne Emblemata of Zinne-werck (t'Amsterdam; 1624). | 257. | |
Neuswijs-weetal. | ||
Door den zelfde; ald. | 257. | |
Waarheen. | ||
Uit het Treurspel 't Belech van Leyden, door Jacob van Zevecote, uitg. van Jhr Ph. Blommaert, 1840 | 260. | |
Klacht van Leidsche Burgers. | ||
Uit het Treurspel 't Ontset van Leyden, door den zelfde; ald. | 262. | |
Joabs Uiterste. | ||
Uit de Tragoedie Salomon ‘Op den regel: Godt smijt den hooghmoet neer, en cort den dvvaes sijn leven; Den mensch die ned'rich is, vvordt door den Heer verheven’ van Willem van Nieuwelandt (t'Hantwerpen; 1628) | 264. | |
De Waereld. | ||
Door den zelfde, genomen uit Willems' Verhandeling, genoemd bij bl. 231. | 268. | |
Ter gedachtenisse van Hans Gutenberger. | ||
Door Petrus Schrijver of Scriverius, genomen uit zijne Gedichten, uitg. door Simon Doekes (1738) | 269. | |
Lofdicht voor Pieter Bor Christiaensz. | ||
Door den zelfde, ald. | 270. | |
Klaghte der Prinsesse van Oranjen over 't Oorloogh voor 's Hartoghenbosch. | ||
Door P. Cz. Hooft; genomen uit zijne Gedichten, uitg. door J. van der Burgh. | 271. | |
Victory-lied van 's Hertogen-bosch en Wezel. | ||
Uit het Nieuwe Nassousch Trompetje, blazende veelderhande Victory-Gezangen, bevogten onder de Prinssen van Orangien: alsmede de voornaamste Veld- en Zeeslagen, die in haar Teyden voor-gevallen zijn. Te |
[pagina 493]
Blz. | ||
---|---|---|
Amsterdam, by J. Kannewet, Boekverkooper in de Nes, 1762 | 273. | |
Zegesang ter eere van Frederic Henric. | ||
Door Vondel; genomen uit de Lof-dichten Ter Eeren den Doorl. Vorst Frederic Henric Prince van Oranje, &c. over de twee voortreffelijcke Victoryen der stercke steden Wesel, ende het on-winbaer geachte 's Hertogen-bosch, enz. (Amsterdam; 1629) vergel. met den text in Vondels Poëzij, Ie Dl. (1682) | 275. | |
De triomfeerende AEmilia. | ||
Door den zelfde; ald. | 281. | |
't Lied van den edelen Prins Fredrik Hendrik. | ||
Prince-lied door Dirck Pietersz. Pers; zie bij bl. 68; dit lied werd gezongen op de wijs Bayse moy ma Jeanneton of Galathea Geestigh Dier; 't is te vinden in Pers' Bellerophon, afd. Vrolijcke stemmen Ed. 1641 en 1656. 't Is hier genomen uit het Nassousch Trompetje; van daar eene afwijkende lezing, hierachter hersteld | 282. | |
Inleidingh tot de Gulde-Iaers Feest-daghen. | ||
Door Iohannes Stalpaert van der Wielen; genomen uit zijn bundel get. Gulde-Iaers Feest-daghen (Andwerpen; 1634) | 284. | |
Aan den Eerweerdighen Heere Ian Stalpert. | ||
Door Anna Roemers, in Stalperts zoo even genoemden bundel | 286. | |
Principium a Jesu. | ||
Door Ioh. Stalpaert van der Wielen, in den zelfden bundel | 287. | |
De name Jesus. | ||
Aldaar | 288. | |
S. Paulus' Commemoracy. | ||
Aldaar | 289. | |
S. Agnes Bruyloft. | ||
Aldaar. Zonder auteursnaam opgenomen in de Proeven van de Ned. Volkszangen, door Mr J.C.W. Le Jeune (1828), die Stalpert niet schijnt te kennen | 291. | |
Grol verovert. | ||
Door Jacob van Brosterhuyzen; genomen uit de Verscheidene Gedichten, genoemd bij bl. 187, Ie Dl. | 294. |
[pagina 494]
Blz. | ||
---|---|---|
Het Eeuwighstroomende Beeckje van Laurens J. Baeck. | ||
Door Casper van Baerle; aldaar | 294. | |
Aen de Hofstee van Laurens Baeck. | ||
Door Vondel, in zijne Poëzy, Dl. I. | 297. | |
Bruyloftzang op 't huwelijk van Krombalgh en Tesselschâ. | ||
Door Hooft; genomen uit zijne Gedichten, uitg. door Van der Burgh | 298. | |
Krombalgh en Tesselscha. | ||
Door Vondel, in zijn Poëzy, Dl. I. | 300. | |
Onderscheyt tusschen een wilde, en een tamme Zanghster. | ||
Door Maria Tesselschade Roemer Visschers; genomen uit de Versch. Nederd. Gedichten, Dl. II (t'Amsterdam; 1653) | 300. | |
Op de Drinkglaezen beschreven door Tesselschade. | ||
Door Hooft, in zijn Gedichten, uitg. van Van der Burgh, bovengen | 302. | |
Aen den Drost van Muyden en zijn Bruit. | ||
Door Vondel, in zijn Poëzy, Dl. I | 302. | |
Aen de ooghen mijner Vrouwe. | ||
Door Hooft, in zijn Gedichten, bovengen. | 302. | |
Aen den Heer Laurens Reael. | ||
Door Vondel; Poëzij, Ie Dl. | 303. | |
Maeghde-klaght. | ||
Door Laurens Reael, uit de Verscheyde Nederd. Gedichten (Ed. 1651 en 1659) | 304. | |
Ghebedt op den Bid-dagh. | ||
Door Anna Roemers; Verscheid. Gedichten, door Groebe verzameld (bovengen.), Dl. I. | 305. | |
Bid-daghs-bede. | ||
Door Constantin Huygens; Koren-bloemen en Ledige Uren; zie bij bl. 179. | 306. |
[pagina 495]
Blz. | ||
---|---|---|
Aen Jacob Witz. | ||
Door Vondel; Poëzy, Dl. I. | 308. | |
Een onwetende Medecijn. | ||
Door Huygens, uit zijn bundels, bovengen. | 308. | |
Een Bedelaer. | ||
Door den zelve; ald. | 311. | |
Nieuwe-Jaars-Bede. | ||
Door Jacob van der Burgh; gen. uit de Versch. Nederd. Gedichten, Dl. II (1653), verg. met de Versch. Ged. van Groebe, bovengen. De dichter was geboren in 't jaar 1601, en schreef dit stuk in 1628 | 312. | |
Aan Joan Albert Ban. | ||
Door Maria Tesselschade Visscher; uit de verzameling van Groebe (bovengen.) | 313. | |
Aen Joffrou Francisca Duarte. | ||
Door Hooft; Gedichten, uitg. door Van der Burgh. | 314. | |
Aan de Stad Grave. | ||
Door Jacob Reves, gez. Revius, in zijne Over-Ysselsche Sangen en Dichten, 2e Uitg. bij François de Heger te Leiden, zijnde eene uitg. van de exempl. voortkomende in het fonds van Wermebouts te Deventer; exemplaren, welken slechts een nieuwe kop en staart zeer onhandig aangelascht is | 314. | |
Op de weechschaal van Holland. | ||
Zeer populair vaersjen van Vondel; te vinden in Den herstelden Apollos Harp (1663), waarop het tot de ‘nieuwe snaren’ behoort; in Vondels Poëzij, Dl. II en Hekeldichten (Amersfoort; 1707, 1736); de spelling volgends de Schiedamsche uitgave (1660). Bij dit vaersjen, slaande op den uitslag der kerkverschillen van 1618 en 19, behoort een plaatjen | 315. | |
Leve kapitaal plus arbeid! | ||
Door Joan Bodecheer Benningh; Leydsche Oorlofdaghen of Nederdvytsche Gedichten (Amsterdam; 1630) | 316. | |
Lof van Spinola. | ||
Door Claudius de Clerck; uit Belg. Museum, Dl. III. | 317. | |
Tooneelgroet. | ||
Door den zelve; ald. | 318. |
[pagina 496]
Blz. | ||
---|---|---|
Grafschrift van Claudius de Clerck. | ||
Door Lambert de Vos, gen. Vossius; Belg. Museum, 3e Dl. (1839) | 318. | |
Jhr Ymmeloot, de eerste dichter. | ||
Door Jacques Caproen; Belg. Museum, 4e Dl. (1840) | 319. | |
Maria Magdalena aan de voeten van Jesus. | ||
Door Tesselschade; Versch. Nederd. Ged. (1653), onder noodige vergel. met Versch. Ged., door Groebe (bovengen.) | 320. | |
Zinne-beeldt op Maria Magdalena. | ||
Door de zelve; ald. | 321. | |
Aen Tesselschade. | ||
Door Huygens, in zijn Koren-bloemen (bovengen.) | 322. | |
Deuntje. | ||
Door Tesselschade; Versch. Nederd. Ged. bovengen | 322. | |
Tesselschade aen C. van Baerle. | ||
Uit Groebes Versch. Gedichten, bovengen. | 322. | |
Da pacem Domine. | ||
Door Cornelis Giselbertsz. Plemp. Witsen Geysbeeks Biogr. Crit. Anthol. Woordenb., Dl. V. | 323. | |
Lof-sangh op het Geestelick Hovwelick. | ||
Door Jacob Cats; 's Werelts Begin, Midden, Eynde, besloten in den Trov-Ringh, met den Proef-steen van den selven (Dordrecht; 1637) | 324. | |
Voor een boeck, aen Anna Roemers. | ||
Door Huygens, Koren-bloemen, bovengen. | 327. | |
Boeren om een trantjen. | ||
Door Adriaen vande Venne; Tafereel van de Belacchende Werelt (1635) | 328. | |
Morgen-gebet. | ||
Door Jacob Reves of Revius; Over-ijsselsche Sangen en Dichten (Deventer; 1630); zie bij bl. 314. | 330. | |
Klooster-inname. | ||
Uit I. v. Vondels Gysbreght van Aemstel, d'ondergang van zijn stad en zijn ballingschap. Treurspel. Urbs antiqua ruit. Door hem self verbetert en vermeert. |
[pagina 497]
Blz. | ||
---|---|---|
t'Amsterdam, by Wilhelm Blaev, cIɔ Iɔ cxxxviii. Deze druk is onze grondslag, onder vergelijking der editie van 't zelfde jaar ‘voor Ioost Hartgertsen gedrukt’ (op den titel van dezen staat: ‘Gespeelt op de Amsterdamsche Kamer den 4 Iannuarij. 1638), en van eene, gedrukt ten zelfden tijde (?) bij Otto Barentsz. Smient, beide te Amsterdam. Enkele verbeteringen zijn door ons ontleend aan den (blijkbaar door Vondel-zelven) hier en daar gekorrigeerden, hier en daar minder gelukkig veranderden druk van 1659, ‘bij de Weduwe van Abraham de Wees’. Gijsbreght (de balling) is opgedragen aan Huigh de Groot (‘in zijne ballingschap’), 16 Okt. 1637. Dit stuk wordt nog alle jaren, omstr. Kerstmis, op den Amsterdamschen schouwburg vertoond | 331. | |
De spie. | ||
Uit het zelfde spel; ald. | 335. | |
O kersnacht. | ||
Aldaar | 336. | |
Klooster-moord. | ||
Aldaar | 338. | |
Liefde-strijd. | ||
Aldaar | 340. | |
Op een kersnachjen, gezongen door Tesselscha. | ||
Door Hooft; Gedichten, uitg. door Van der Burgh. | 343. | |
Hofwijck. | ||
Uit Huygens' Vitaulium Hofwijck; B. VIII zijner Koren-bloemen ('s Gravenhage; 1658) | 344. | |
Sedigh leven, daghelijcks broot. | ||
Uit den aldus getitelden bundel van Henrick van de Putte (Erycius Puteanus, met den pseudonyem Honorius vanden Born). Zie bl. 213 | 346. | |
Verholen wel-smaeck. | ||
Door Lambert de Vos (gen. Vossius), in het bundeltjen van Henrick van de Putte | 349. | |
Slaep-woonst. | ||
Door Willem van-der Borcht, in zijn Spieghel der Eyghen-Kennisse, bestaende in te-saem- |
[pagina 498]
Blz. | ||
---|---|---|
ghebonde Mal ende Trevr-dichten, in-gheknoopt het Conterfeytsel des wereldts, Tot verbeternisse deses Eeuws feylen ende narrigheydts onderrichtinghe, enz. Met kopere Platen verluystert. Tot Brussel, by Lambert de Grieck, in Roodt-Klooster, achter het Stadthuys. 1643 | 352. | |
Kunst-wording. | ||
Door Claude de Grieck in den gen. bundel van Van-der Borcht | 354. | |
De woelende werelt aen eene schreiende jufvrouw. | ||
Door Willem van-der Borcht, in den gen. bundel | 354. | |
Lied van 't Roosenkransken. | ||
Door Benedictus van Haeften, Proost van Affligem, in zijn Lust-hof der Christelycke Leeringhe, beplant met gheestelycke Liedekens, Tot verklaringhe vanden Catechismus des Artsbischdoms van Mechelen. Antwerpen, 1622. Deze schooner lezing is uit den bundel, te noemen bij bl. 401 | 356. | |
Aen de borgherye der stadt Deventer. | ||
Door Jan vander Veen, in zijn Zinne-beelden oft Adams Appel, Mitsgaders syne oude ende nieuwe ongemeene Bruydt-lofs ende Zege-zangen (t'Amsterdam; 1642) | 357. | |
Aan Govert. | ||
Door Jan vander Veen, in zijn Adams Appel boveng. | 359. | |
Dove lanteirne. | ||
Door Jan vander Veen; ald. | 361. | |
Zwanen-Sang. | ||
Door B. Busschoff, in zijn N. Lofsangen en geestelijcke Liedekens; 1694 (Nieuwe Druk) | 361. | |
De Kruisbergh. | ||
Door Vondel, gedrukt achter zijn Peter en Pauwels (1641), bij vergelijking der uitgave in zijne Poëzy, Dl. I. | 364. | |
De Rijnstroom. | ||
Door Vondel, gen. uit zijn Poëzy, Dl. I. | 367. | |
Bede voor het Walen-wees-huis t'Amsterdam, aen alle Kristenen. | ||
Door Vondel, genomen uit zijn Poëzy, Dl. II. | 372. |
[pagina 499]
Blz. | ||
---|---|---|
De schaking. | ||
Uit de Comedie van Jonker Frederico Cornelio de Conincq, op de spreuk:
‘Bedwonghen liefde baert veel onrust', leet en' pijn: Maer vry verkoren trouw is heyl en medicijn.’ Het exempl. berust in de boekerij van Prof. Serrure te Gent. |
372. | |
Op den doot van mijn Muschje. | ||
Door Jacob Cats; ook te vinden in de Bloemlezing uit Ned. Dichtwerken door J.R. Eilers Koch en J.R. Eilers, uitg. door de Maats. tot Nut van 't Alg. (1847). | 377. | |
Liefde tot Jesus. | ||
Uit de Kersnachtsche Nachtegael, in de Geestelijcke Harmonie. Men vond ze te koop ‘tot Kevelaer’. Zie GED., bl. 345. | 378. | |
Ste Ursuls Geest. | ||
Uit Vondels Maeghden, volg. den druk van 1639; eenige spelling-bijzonderheden van later editie (1643; Abr. de Wees) - bijv. de sluit-t. | 379. | |
De Broeders. | ||
Uit Vondels Joseph in Dothan, volgends den druk van 1644; niet die, waarop staat - Bij ‘Dominicus van der Stichel’. Beiden zijn voor Abraham de Wees, doch de onze is iets zuiverder | 383. | |
Klachte van Petrus en Paulus. | ||
Uit Vondels Treurspel, gedrukt (voor De Wees) bij Van der Stichel, 1641. | 386. | |
Gezicht van Petrus. | ||
Aldaar | 388. | |
De zoete naam Jesu. | ||
Uit Het Masker vande Wereldt afgetrocken door Pr Adrianus Poirters, S.J. (13en Dr.); t'Amsterdam; z.j. Volgends Dr Hermans is Poirters van Oosterwijk in N.-Brabant (een uur van Tilburg), volgends anderen van O. bij Herenthals in 't Bisdom van Andwerpen | 390. | |
Dagverdeeling. | ||
Door den zelfde; aldaar | 391. |
[pagina 500]
Blz. | ||
---|---|---|
Aen Daniel Seghers. | ||
Door Constantin Huygens; in zijn Koren-bloemen, bovengen | 391. | |
Den Ephesiaenschen ezel. | ||
Door Joos Mattelaer; Belg. Museum, Dl. III. | 392. | |
Alles zijn tijd. | ||
Door Dirck Pietersz., bijgen. Pers; in zijn Bellerophon of Lust tot Wijsheyt; Dl. III (1656), met bijzonderen titel | 395. | |
De Tachtigjarige Oorlog. | ||
Door Lambert de Vos, uit zijne Hemel-sprake - 1644; Alle zijne Wercken, bestaande in seer Aerdige, ende Curieuse Dichten; t'samen vergaedert door J. Bapt. ende M.C. (Brugghe; 1699) 2e Dr. | 397. | |
Drinkliedtjen. | ||
Genomen uit Van Vlotens Ned. Liedeboek, Dl. II. (Amst.; 1851) | 400. | |
Liedeken van O.L. Vrouwe van Runx-putten. | ||
Uit de O. ende N. Lof-sangen, die gemeenlijk gesongen worden op de Geboorte ons Heeren Jesu Christi, van Kers-nagt tot Maria Ligtmisse toe. Enz. Het daarbij gedrukt 2e Dl. is getiteld Passi, Paesch, en Pinxter-Gesangen, nevens de vijfthien Mysterien van het Roosen-Kransje. Mitsgaders stigtelijke Wereltsche Liedekens. Enz. Aan dit tweede Dl. is dit lied ontleend. Daarachter komt nog een Derde op de Heylige dagen van het geheele Jaar. Deze hoogstbelangrijke drieledige bloemlezing heeft een groot getal uitgaven beleefd. Tot de oudste behoort die van 1718. Nadere bibliograf. opgaven deswege in de Aant. der Oude en Nieuwere Kerstliederen, enz., in uitgave bij C.L. van Langenhuysen | 401. | |
Frans zijn Frans. | ||
Door Huygens; Koren-bloemen, bovengen. | 402. | |
Gouden maelstock. | ||
Door Huygens; Koren-bloemen, bovengen. | 403. | |
Bedenckinghe op 't gesichte van sandige Duynen. | ||
Door Cats, in zijn Hof-gedachten. 4to Dr. bij |
[pagina 501]
Blz. | ||
---|---|---|
Schipper (1655), ‘verweckt in 't Buyten-leven van den schrijver op Sorgh-vliet’ | 403. | |
Van Jesus en Sint Janneken. | ||
Toegeschreven aan Pater Poirters; te vinden in de O. ende N. Lof-sangen, bovengen. Dl. II. | 406. | |
Het Heilig sakrament. | ||
Door Vondel, in zijn Altaergeheimenissen, ontvouwen in drie Boecken. Te Keulen in de nieuwe Druckerye (1645). Op den titel staat een Davidtjen, en daaronder ‘Justus fide vivit’: dat is: Joost} leeft door 't geloof of de rechtvaardige leeft door 't geloof |
407. | |
't Voltrokken recht. | ||
Uit Vondels Maria Stuart, naar de uitgaven van 1646 te Keulen in d'oude Druckerye; onder vergelijking van meerdere drukken, is, als de beste, naast gevolgd een druk, kenbaar aan een onderkast-u in het woord Stuart op den titel, en een andere te kennen aan de voorletter der opdracht aan den Hertoge van Bajere; in welke voorletter een St Jan-Bâtist is afgebeeld | 412. | |
De Treurspel- landspeldichter. | ||
Volgends Vondels Leeuwendalers, voor Abraham de Wees gedrukt bij Jacob Lescailje, 1647 en 1648 | 416. | |
Klaagliet over het benauwde Jaar 1648. | ||
Door Franciscus Martinius; in de Verscheyde Nederd. Gedichten, bovengen. IIe Dl. (t'Amsterdam; 1653). | 418. | |
Klachte over de Dood des Konings van Groot-Britanje. | ||
Door Jeremias de Decker; de texten vergeleken in de meergen. Versch. Ned. Gedichten, Dl. I (1651 en 1659) en in J. de Deckers Rijm-oeffeningen, verdeelt in dry Boecken vervattende Gedichten van verscheyden stijl en stoffe, Ie Dl. (t'Amsteldam; 1659) | 420. | |
Op Cromwel in sijn Coets. | ||
Door Margareta Godewijck; overgenomen uit Dr G.D.J. Schotels Letter- en Oudheidk. avondstonden (Dordrecht; 1841) | 423. | |
De lijdende Christus. | ||
Door Roemer van Wesel; Bloemkrans van verscheiden |
[pagina 502]
Blz. | ||
---|---|---|
Gedichten, door eenige Liefhebbers der Poëzy by een verzamelt (t'Amsterdam; 1659) | 424. | |
Gebeden aan God de Heere. | ||
Door Henrick Bruno; ald. | 424. | |
De Pelgrimaadje. | ||
Te vinden in de Kevelaarsche Devotie tot de H. Maagd en Moeder Gods Maria, enz. te bekomen bij de Broedermeesters van de Amsterdamsche Processie; in Het nieuw Pelgrimke van O.L.V. van Kevelaar (Gelder; 1823); en in Het nieuw Kevelaars Trompetteken (Te Antwerpen) | 425. | |
Bluf op den tour van à la Mode. | ||
Door Pr Adrianus Poirters, in zijn boveng. Masker | 426. | |
Keuze. | ||
Door den zelfde; ald. | 427. | |
Zeemanslied. | ||
Door J.J. van Asten; in van Vlotens Ned. Liedeboek, Dl. II. | 429. | |
De Noorde-wint en suyer-son. | ||
Door Cornelis Maertsz., uit zijn Stichtelijcke Gesangen, enz. op de bekende wijsen gerijmt (Hoorn; 1661) | 430. | |
Bruilofts-zang. | ||
Door Hieronimus Sweerts; Innerlijke Ziel-tochten (4e Dr. Amsterdam) | 431. | |
Het Hollandsch Roemertjen. | ||
Uit Van Vlotens Ned. liede-boek, Dl. I. | 432. | |
Een ouwelijke huishouwelijke Vrijer. | ||
Uit Van Vlotens Ned. Liede-boek, Dl. II. | 433. | |
Zang van Constantinus. | ||
Door Jan Hermansz. Krul, in Faustina; genomen uit zijn Minne-spiegel ter Deughden (t'Amsterdam; 1639 en 1669), vergel. met zijn Pampiere Wereld, enz. (1644 en 1681). Die Musyck-Kamer had tot devies Ie blijft in Eelen doen | 435. | |
Waereldsche wellusten, strikken der ziel. | ||
Door den zelve; Pampiere Wereld (Amsteldam; 1644), en opgenomen onder de Stichtelijcke wereltsche Liede- |
[pagina 503]
Blz. | ||
---|---|---|
kens in den drieled. bundel, bekend onder den eersten titel - O. en N. Lofsangen; zie bij bl. 401 | 436. | |
De Filozoof in doodsnood. | ||
Door Pr Poirters, uit het Masker bovengen. | 437. | |
Raetseltjen. | ||
Door den zelve; ald. | 438. | |
De Liefde een Ei. | ||
Door den zelve; ald. | 440. | |
Spreuken. | ||
Door den zelve; ald. | 442. | |
Suchten tot God in een brandende koorts. | ||
Door I. Schrijver; in de Versch. Ned. Ged. IIe Dl. (1653) | 443. | |
Lentelied. | ||
Door Jeremias de Decker; in zijne Rijm-oeffeningen, Ie Dl., gen. bij bl. 420 | 443. | |
Afscheyt van Amsterdam. | ||
Door Reinier Anslo; genomen uit Apollos Harp, bestaande in Nederduytsche Mengelrijmen van byzondere stoffen, van C. Huygens, enz. By een verzameit door N.H.A.I.M. (t'Amsterdam; 1658). Ook gebleven in Den Herstelden Apollos Harp - het zelfde boekjen, namelijk een restant exempl. waaraan een slotbundeltjen en nieuw voorwerk toegevoegd is | 445. | |
Vertroostinge over de dood van Prins Wilhem II. | ||
Het tweede vaers in het ‘slotbundeltjen’, bovengen.; daaruit opgenomen in vergel. met den text in de Versch. Ned. Gedichten, in welker Eerste Dl. (1651) het opgenomen is, zonder pagineering; het komt ook voor in de Ed. van 1659. De verklaringen zijn aan eerstgemelde bron ontleend | 446. | |
Grafschrift van Leonardus Marius. | ||
Door Vondel; Poëzy, IIe Dl. | 450. | |
Laatste woorden van Tromp. | ||
Door Cornelis Rhijnenburgh; Vreugde-Bergh, enz. Dl. I (t'Amsterdam, 1727; verbeteringen uit den 5n druk - Hoorn, 1664 - zijn hierachter in de Errata opgenomen) | 451. |
[pagina 504]
Blz. | ||
---|---|---|
Wiltzangk. | ||
Door Vondel. Door hem geplaatst in den Hollantsche Parnas, enz. Door F. van Domselaar verzamelt, Dl. I (1660) | 453. | |
Het onderscheit tusschen Kristina en Kromwel. | ||
Door Franciscus Snellinx. Aldaar | 454. | |
De Roomsche reize van Kristina. | ||
Door den zelve; ald. | 454. | |
Den XXIX Psalm. | ||
Door Conradus Goddaeus (in de moedertaal schijnt zijn naam niet bekend); gen. uit zijn Nieuwe Gedichten sonder rym, naa de Griexe en Latynsche Dichtmaten, op allerhande soorten van Verssen, ingestelt, enz. Harderwijk, 1656. Ter toelichting van Hoofts oordeel dient, dat Goddaeus en Martinius Hoofts Ned. Historien zeer bewonderden | 455. | |
Rondedans van Brabandsche Boeren. | ||
Mede te vinden in Mr J.C.W. Le Jeunes Letterkundig Overzigt en Proeven van de Nederl. Volkssangen sedert de XVe Eeuw ('s Gravenhage, 1828). | 457. | |
Muyden in Rou. | ||
Door Reinier Anslo; in Apollos Harp, bovengen. | 459. | |
Uit den Lucifer. | ||
Van Vondel; uitgave bij De Wees: 1654 | 461. | |
De beroemde Rei uit den Lucifer. | ||
Van Vondel; ald. | 477. |