Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Maria Magdalena aan de voeten van Jesus. [Door Tesselschade - zie bl. 300.] Ontoyt of toyt ghy u, Maria Magdalene, Als ghy uw hayr ontvlecht, verwerpt de luyster steenen, Verbreeckt het Perlen-snoer, versmaet het schijnbaer goet, En keurt voor vuyl en vals, al wat dat voordeel doet Om dees uw malsse jeucht het eeuwich te beletten, En op een stronckel steen uw toeverlaet te setten? Godtvruchte vrouw, ghy haeckt vast nae een stalen muyr, Die niet beswijcken kan door tijt oft droevig uyr; En van het laegh begint te slaen uw krulde rancken Ront om een vaster voet, en wilt den Heylandt dancken, Die u heft uyt het slijck. Een innerlijck verstant Verstaet, al spreeckt ghy niet als met het ingewant; Die Paerlen van uw oogh, ten toon op root Scharlaecken, Die carmosijne smet der sonden suyver maecken. Dies spiegelt u, mijn ziel', veracht het vals cieraet, Of hecht het aen een zuyl van Hemelrijcke raedt, Welck u altijdts in 't oogh sal tot berouw verwecken; Soo kan de ydelheyt u tot vergevingh strecken Van dat u oyt behaecht heeft Weerelt, eer of staet, Schept moedt uyt deses schets beduydelijck gelaet. O Sonden wanhoop weerster! Stilswijgend' deugden eerster! Stilswijgende verkrijgster! Meer dan bespraeckte swijgster! Ghy toont bewijs, dat Godt belooft der sonden soen, Aen yder, die soo doet, maer niet die 't woude doen. Vorige Volgende