Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– AuteursrechtvrijLof van Jhr. Ymmeloot.[Door Jan Bellet, geb. te Sint-Omars, in 1608, wonende te Ypre, boekdrukker en dichtmeester van de Kamer der Roozieren. Zie bl. 233.] Kreegh MaroGa naar voetnoot1 d'eerenkrans in 't dichten des romeyns;
RonsardGa naar voetnoot2 des Vranckerijks; des Neerduyts onsen HeynsGa naar voetnoot3;
Steenbrugghe, met goed recht is de dry-lauwer waerdigh;
Die van den Mantuaen navolght 't latijnsch ghesangh;
Den Fransman overtreft door 't hoog-neêr-maetgheklangh;
En als de Gendsche swaen, sijn liedt singht zoet en aerdigh.
|