Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
Een tanghe op een vercken.Het sluyt als een tanghe op een vercken:
Dat seght-men van al dat qualyck past.
Weest dan behendich in woorden en wercken:
Want ongheschickt zijn is een swaere last.
Wee handt oft tonghe, die 't herte ver-rast!
| |
Een suypenGa naar voetnoot1 naer sijn doodt.Dien maeckt-men een suypen naer sijn doodt,
Wien-men als te spaeyGa naar voetnoot2 is, wil vriendtschap toonen.
Helpt uwen naesten, nu zijnde in noodt,
Soo sal 't u Godt en de menschen loonen.
Lof sulcke wercken, die den meester kroonen.
|