Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– AuteursrechtvrijAen Jonckvrou Anna Visschers,
| |
[pagina 66]
| |
De mannelicke deucht, haer vrienden eer bewijsen.
Melpomene die heeft de Koningen bedocht
In haeren droeven sanck: Vranie de locht.
Tewyle datse noch vast met malkander kijven,
Oneffen van getal, en twijfelachtich blijven,
Krijcht Leyden het bescheyt. De meeste van haer al
Komt hier van Amsterdam: maeckt effen het getal.
|