ren hoofde groot vertrouwen moest hebben op zijn
dichterlijke gaven. Hoe Vondel daarin is geslaagd, bewijst het succes van het
treurspel en de traditie, die zich eraan heeft gehecht.
De Gijsbreght is blijkens den inhoud bestemd geweest om op
Kerstavond te worden gespeeld; het stuk speelt zich af in den Kerstnacht
‘schooner dan de daghen’. Maar er kwam verzet van den kerkeraad,
die zich tot burgemeesteren wendde, omdat het stuk ergernis dreigde te geven.
Burgemeesteren gaven in zooverre toe, dat de opvoering werd uitgesteld en dat
het stuk eerst den 3en Januari 1638 werd vertoond. Daarmede was de traditie
gevestigd, die in Amsterdam sedert drie eeuwen trouw door alle opvolgende
schouwburgbesturen is in eere gehouden. Dat kon ook hierom, omdat het stuk
niemand aanstoot gaf op den duur: het was noch katholiek, noch protestantsch,
maar als de koningsstukken van Shakespeare, eenvoudig historisch en wel
Amsterdamsch-historisch.
Inderdaad, Vondel heeft ‘d'ondergangh van zijn stadt en zijn
ballingschap’ in den persoon van Gijsbreght van Aemstel ten tooneele
gebracht. Het is van belang na te gaan, hoe hij dat heeft gedaan. Wij zullen
hier niet spreken van Vondel's bronnen, die hem de feitelijke gegevens aan de
hand hebben gedaan. Maar hoe stelt Vondel zich het Amsterdam van 1304 voor?
Natuurlijk wist niemand, ook in die dagen, hoe de stad er toen had uitgezien.
De dichter moest dus een stad fantaseeren, maar zoo, dat zijn Amsterdamsch
publiek deze stad als de hare herkende en erkende. Hij bereikte zijn doel
volkomen door het drama te laten spelen in het Amsterdam, dat de befaamde kaart
van
Cornelis Antonisz van 1536 en 1544 ons te
zien geeft; dat was wel de oude stad, maar niet zoo oud, of de tijdgenoot van
Vondel vond er zich geheel in thuis. Op deze kaart laat hij het drama dus
spelen. En stelt men zich dat helder voor oogen, dan wordt het verloop van de
tragedie, ook topographisch, ons volkomen duidelijk. Dan kan men het geheele
stuk door de gangen van den heer van Aemstel nagaan, van de Haarlemmerpoort tot
het kasteel bij den Schreierstoren.