Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht
(1962)–J.F. van Agt– Auteursrechtelijk beschermdEijsdenGa naar margenoot+ Behalve de plaats Eijsden bevat de gemeente de plaatsen Breust, Hoog- en Laag-Caestert, Maarland, Mesch, Oost en Wit Huis. Ga naar margenoot+ M.C. Caumartin, Souvenirs et promenades à Eysden, in Publications 1867, blz. 441. - L.v. Coels v.d. Brügghen, Die Lehensregister der Probsteilichen Mannkammer des Aachener Marienstiftes, Bonn 1952 blz. 2. - De Crassier, 1931, blz. 84; 1933, blz. 348. - Eversen en Meulleners, blz. 114, 335. - Ch. Rahlenbeck, Histoire de la Ville et de Comté de Dalhem, Brussel 1852, blz. 107. - A. de Rijckel, Recueil des droits et prérogatives compétent au vénérable Chapitre de St. Martin à Liège tant comme décimateurs que libre barons de Brust, in Maasgouw 1889 blz. 189. - Dezelfde, Notice sur la libre seigneurie de Breust, in Publications 1890, blz. 3. - Chr. Quix, Beiträge zu einer Historisch-topographischen Beschreibung des Kreises Eupen, nebst einem Anhange; Die ehem. Herrschaft Mesch, Aken 1837, blz. 33, 34. Fig. 29. Breust, R.K. kerk (koor en noordelijke sacristie uit 1851; zuidelijke sacristie later toegevoegd)
| |
[pagina 103]
| |
Eijsden was waarschijnlijk de plaats ‘in procaspide super fluvium Mosam’, waar in 870 de ontmoetingGa naar margenoot+ tussen Karel de Kale en Lodewijk de Duitser plaats vond. In een oorkonde van Lodewijk het Kind in 902 heet het ‘Hasnidi’, later ook Haspere, Asple, Aspren, Eysdam of Esde. Het gebied behoorde van ouds toe aan de prins-bisschoppen van Luik. In 1213 ontving Walram III van Limburg van prinsbisschop Hugo van Pierrepont de curtis Haspere. Later bleken de hertogen van Limburg er heerlijke rechten uit te oefenen, totdat het via de vrouwelijke lijn in handen kwam van de heren van Valkenburg. In 1365 werd Eijsden met andere heerlijkheden gekocht door hertog Wenceslaus van Brabant. De heerlijkheid, waartoe ook Laag-Caestert en een gedeelte van St. Geertruid behoorden, is daarna aan verschillende geslachten verpand geweest, totdat zij bij het partage-traktaat van 1661 werd toegewezen aan de Staten van Holland. Breust, Hoog-Caestert en Maarland behoorden tot de Franse overheersing aan het Kapittel van St. Maarten te Luik; eerstgenoemde plaats reeds vanaf de stichting van dit kapittel in 965. Toen immers schonk bisschop Heraclius dit de ‘villam Brueste cum Ecclesia Woltensi’ (Oost?). (Ernst, VI, blz. 94-95). Oost, in 870 Augstkirche en in 1064 Hoinkirchin genoemd, was een leen van het graafschap Daelhem, dat in 1244 Brabants werd. In 1633 werd het een heerlijkheid. Bij het Partagetraktaat van 1661 werd het Staats. In 1785 werd Oost toegevoegd aan het land van 's-Hertogenrade. Mesch in het Waals Mexhawe, Merschault of Mexauwel, wordt wel vereenzelvigd met de Karolingische Koningsvilla Mandervelt, waarvan reeds sprake is in 882 (C. Quix, o.c.). Anderen zijn meer geneigd deze koningsvilla te zoeken in het huidige plaatsje Manderfeld in de Eifel, kanton St. Vith (H. Reiners, Die Kunstdenkmäler von Eupen-Malmedy, Düsseldorf 1935, blz. 358). Van de tijd van keizer Hendrik III tot aan de Franse tijd was Mesch (door keizer Hendrik IV aangeduid als Mandervelt) als vrije keizerlijke heerlijkheid in het bezit van het Akense Munsterstift, terwijl Manderfeld in de Eifel er nooit toe behoord heeft. De heren van Valkenburg en hun opvolgers, die lange tijd voogd waren, hebben getracht deze heerlijkheid te usurperen. In 1943 kwam het bij de gemeente Eijsden. | |
BreustDE ROOMS-KATHOLIEKE KERK toegewijd aan de H. Martinus, ligt op een veelhoekigGa naar margenoot+ ommuurd kerhof. Het kapittel van St. Maarten te Luik, dat bij de oprichting in 965 was begiftigd met de ‘villam BruesteGa naar margenoot+ cum ecclesia Woltensi’ (Oost?) (Ernst, VI, blz. 94-95), blijkt later ook het collatierecht te bezitten van de kerk van Breust. Tot de parochie behoorden een bijkerk te Eijsden en kapellen te Maarland, Oost, Caestert en St. Geertruid (Habets, Bisd. Roermond, 1, blz. 420 en 433-434). Toen het dorp in 1393 door troepen van Jan van Heinsberg en Hendrik van Meurs werd gebrandschat, zal ook de kerk wel verwoest zijn (Publications 1890, blz. 3). Vele ingrijpende verbouwingen zijn er sindsdien verricht o.a. in 1851 (vgl. Deliberatiën van de kerkfabriek 13.1.1843 - 1.4.1855, berustende in de voormalige pastorie) en 1892 (gedenksteen betreffende torenrestauratie). De georiënteerde kerk, fig. 29 en 30, bestaat uit een westtoren, een driebeukigGa naar margenoot+ basilicaal schip, waarvan de zuidbeuk breder is dan de noordbeuk, en een halfrond gesloten koor (blijkens minuutplan op het kadaster te Maastricht vroeger rechtgesloten, daarvoor driezijdig gesloten). De forse, boven een breukstenen plint in vier geledingen opgaande mergelstenen, metGa naar margenoot+ een moderne spits afgedekte toren, afb. 77, xvia - onderste muurwerk in de kern xii? - is aan de westzijde grotendeels vlak gehouden. De voor Zuidlimburg typische strakheid wordt evenwel gebroken door de spitsbogige, met traceringen gevulde nissen en galmgaten in de noord-, oost- en zuidzijde van de derde en vierde geleding en door het driepasfries onder de daklijst. Deze sierende delen zijn produkten van de restauratie uit 1892, waarbij men blijkens opmetingen uit 1888, fig. 30, en een oude foto, afb. 77, is afgeweken van de oude, destijds nog aanwezige laatgotische traceringen en het oude fries. Een westingang ontbreekt; de toren is echter aan de noord- en zuidzijde toegankelijk via laatgotische rondboogingangen met onderaan doorstoken rondstaafprofielen. | |
[pagina 104]
| |
Fig. 30. Breust, kerktoren in 1888
Boven beide ingangen bevindt zich een beeldnisje met een vernieuwde driepasvulling. Ga naar margenoot+ De op een plint van kolenzandsteen opgetrokken bakstenen zijbeuksmuren worden verlevendigd door hoekblokken en enige horizontale banden van mergel; xviiia, vgl. de jaartallen 1722 e.v. bij primitieve zonnewijzers aan de zuidkant. De banden bevinden zich ter hoogte van de imposten en de vroegere onderdorpels van de ellipsboogvensters in mergel. De huidige onderdorpels die lager liggen, zijn van 1851. Uit dit jaar dagtekenen ook de lichtbeuk, het koor en de noordelijke sacristie, welke zijn opgetrokken uit baksteen. | |
[pagina 105]
| |
De benedenruimte van de toren, welke het voorportaal vormt van de kerk, is overkluisdGa naar margenoot+ door een stergewelf, xviiia, met ribben van mergel en vernieuwde mergelconsoles. Over de derde geleding is een t.o.v. de kerk dwarsgeplaatst mergelstenen tongewelf geslagen. De doorgang van het portaal naar het schip en de buiteningangen van de toren vertonen dezelfde laatgotische trekken. De eerste is echter afgedekt door een herplaatste romaanse latei, afb. 76, met drieGa naar margenoot+ medaillons, waarin zich tamelijk verweerde reliëfvoorstellingen bevinden: in het middelste medaillon een man met baard, mogelijk Samson, in gevecht met een leeuw; links een baardeloze figuur, een draak bestrijdend en rechts een figuur, rijdend op een basilisk en geflankeerd door een draak. Tussen de medaillons palmetbladrankwerk en bladrozetten, een versiering, die overeenstemt met die van kapitelen in het westwerk van St. Servaas te Maastricht, van de z.g. Heimokapitelen in de Maastrichtse O.L. Vrouwe en vooral de oorspronkelijke kelkblokkapiteeltjes in de kloostergang van Rolduc. Hiermee past de latei in de z.g. tweede Maastrichtse werkplaats, ± 1200 (R. Ligtenberg, Die Romanische Steinplastik in den Nördlichen Niederlanden, 1, 's-Gravenhage, 1918, blz. 108, vgl. Zeitschr. Aach. Geschichtsvereins 1957, blz. 15-17). De beuken worden van het schip gescheiden door hardstenen zuilen met Maaskapitelen,Ga naar margenoot+ waarop gedrukte spitsbogen neerkomen, afb. 73 en 75. De schematische vorm van de kapitelen en de scheiboogprofilering, die doorgaans een rondstaaf, een enkele maal een peerkraal bevat, wijzen op de tweede helft van de 14de eeuw (vgl. de gotische kerken van Maastricht en de St. Pieterskerk te Sittard). Sporen wijzen op een vergroting der kerk (vooral de oostelijke travee), die mogelijk (ook?) eerst na de brand van 1393 tot stand is gekomen. Uit de onregelmatige plaatsing van de scheiboogrijen t.o.v. elkaar valt af te leiden, dat er nimmer gewelven zijn geweest. Het verdere interieur draagt door de veranderingen in 1851 een neoclassicistische stempel. De kerk bezit de volgende meubelen en andere voorwerpen: Stenen altaarmensa, xiv?, in de sacristie.Ga naar margenoot+ Twee houten zijaltaren, xviiib, waarvan de retabels in de vorm van ediculae o.a. met rocailles versierd zijn.
Expositietroon, xviiib, in dezelfde trant; op de luiken een reliëfvoorstelling van Abraham's offer. Twee houten, halfingebouwde biechtstoelen, xviiib, met rocailleversieringen; bovenGa naar margenoot+ de verkropte kroonlijst o.a. siervazen en een medaillon met een reliëfvoorstelling. Hardstenen romaanse doopvont, xiib, op een korte zuil; van vier hoekzuiltjes zijnGa naar margenoot+ slechts de met hoekbladeren versierde basementen over. Zeskantige preekstoel, afb. 74, uit 1692; trap xixa (kruisbeeld zie hieronder).Ga naar margenoot+ Eenvoudige eiken banken, xviib, op balusterpoten; met ingegrifte jaartallen 1663 enGa naar margenoot+ 1718. Twee eiken sacristie-kasten met dressoir, xviiib, afkomstig van het klooster der ObservantenGa naar margenoot+ ‘Slavante’ te St. Pieter bij Maastricht; zij zijn versierd met rocailles en composietkapitelen. Eiken rococo-credensconsole, xviiib; het marmeren blad verdwenen.Ga naar margenoot+ Eiken pelikaan, xviii, hoog 33.Ga naar margenoot+ Bij de preekstoel behoort een kruis, 1692, met houten korpus, hoog 41. Kruis met houten korpus, omstreeks 1800, hoog 95. | |
[pagina 106]
| |
Borstbeeld van de H. Remigius, hoog 55; op voetstuk 1696; de beschadigde figuur met resten van oorspronkelijke polychromie wellicht ouder. Twee aangeklede madonnabeelden van hout, xixa, 34 en 95 hoog. Voorts de houten beelden, ± 1800, van de H. Nicolaas in bisschopsornaat met de gebruikelijke attributen, ± 120 cm hoog, de H. Catharina, ± 100 hoog en H. Sebastiaan, ± 140 hoog; het laatste beeld ten dele bekleed. Gipsen beeld van de H. Rochus uit dezelfde tijd, ± 70 hoog. Ga naar margenoot+ Twee schilderijen op doek, 126 × 96, ± 1700, met de voorstellingen van de H.H. Petrus en Paulus, kopieën naar Rembrandt (Wenen, Kunsthist. Museum). Ga naar margenoot+ Zilveren ciborie, hoog 40, afb. 454, voet en nodus met palmbladeren en rocailles, gladde cuppa, deksel met festoen; op de voet een chronogram met de jaartallen 1770 en 1773; merken: Luik, bisschopswapen, g (1770) en l.d., waarboven een kroontje. Cilindrische pyxis van zilver, middellijn 8, xvib, met gegraveerde voorstelling van de kruisiging; merk: gekroonde wh. Eenvoudige zilveren kelk, hoog 24, geschonken in 1713; merken Luik 1713, b, en nm in rechthoek. Eenvoudige zilveren kelk, hoog 23, geschonken in 1767; merken Maastricht en in in rechthoek. Zilveren ampullen met blad, xixa: merken: Januskop in vierkant veld, d bekroond door ornament in een rechthoek, Nederlands keur. Missaal, Luik 1781; de lederen band met zilveren beslag, 1809, waaronder twee medaillons met voorstellingen van de H. Maagd en de H. Martinus. Ga naar margenoot+ Reliek-monstrans van verzilverd koper, xviiid, hoog 25, in rococostijl. Bronzen altaarschel, xvii, met het opschrift Sancte Martini. Koperen altaarschel, ± 1800, met cherubijntjes versierd. Twaalf koperen drievoet-kandelaars met gedraaide stam, ± 1700; twee 71 hoog, twee 62, twee 56, vier 52 en twee 49 hoog. Houten altaarkruis met koperen korpus op een veelhoekige marmeren voet met het jaartal 1744, hoog 67. Ga naar margenoot+ Vier tinnen drievoet-kandelaars, xixa, hoog 75. Ga naar margenoot+ Kazuifels e.d., xviiib, van groen moiré, bestikt met bloemen; van purperen zijde, eveneens bestikt met bloemen, en van rood damast met granaatappel-motief. Expositietroon-bekleding, xviiib, van witte zijde met goudbrokaat. Witte moiré koorkap, xviii. Roze zijden velum met veelkleurige bloemen en ihs in goudbrokaat van omstreeks 1700. Brussels kant, xviii, van een albe. De drie laatste afkomstig van het voorm. Observantenklooster ‘Slavante’ te St. Pieter bij Maastricht. Enige andere paramenten, xixa, o.a. een groen zijden kazuifel, en een witzijden koorkap. Ga naar margenoot+ Klok, diameter 88 cm, met: capitulum sancti martini 1766 martinus legros me fecit, rococofriezen en afbeelding van de H. Martinus te paard met bedelaar. Klok, diameter 78, met het opschrift: Me fecit G. Drouot anno 1810. Ga naar margenoot+ Op het kerkhof dertien hardstenen grafkruisen o.a. uit 1612, 1613 en 1616.
Ga naar margenoot+ De voormalige pastorie, tegenw. kapelanie, St. Martinusstraat 1, daterend uit de 18de eeuw, is in 1851 aan de voorzijde vergroot. Het oude gedeelte van dit uit baksteen opgetrokken huis heeft gelijkvloers segmentboogvensters in hardsteen, type ia en iii; voorts een verplaatste gevelsteen met: anno 1738 vwl. | |
[pagina 107]
| |
Inwendig o.a. een balustertrap, xviiib, met rococo-trappaal; drie schoorsteenmantels met Delftse tegels, xviiib, en een empire schoorsteenmantel. Voor de ingang een oude hardstenen altaarsteen.
HET VOORM. LANDHUIS van de kapittelheren van St. Maarten te Luik, dient thans tot klooster der Missionarissen van Marianhill. Van de twee oude, t.o.v. elkaar haaks geplaatste vleugels - met torens op de uiteinden - zijn nog slechts de grondverdieping, xvii, van een der vleugels en de rechthoekige toren met traptoren bewaard, te herkennen aan hoekblokken en banden van mergel en in hardsteen omblokte vensters, waaruit de kruisen verdwenen zijn; hoger is alles xixa. Beide vleugels vormden voorheen tezamen met een rechthoekig terras, dat zij haakvormig omsloten, een omgracht complex. Aan de noordzijde lag een vijver, in oorsprong een warme bron. In de overblijfselen van de traptoren een eiken spiltrap, xvii. Voorts schoorsteenmantels en een wenteltrap xixa.
Het Pensionaat van de Zusters Ursulinen, Breusterstraat 27, bezit drie schilderijen opGa naar margenoot+ doek, xvii, 115 × 185, 94 × 73 en 118 × 166, resp. met voorstellingen van het Laatste Avondmaal, de Annunciatie (vgl. een dergelijk schilderij te Rolduc) en Maria met het Kind en een andere vrouw. Zilveren ciborie, hoog 36, versierd met oorschelpachtige ornamenten, cherubijnenkopjesGa naar margenoot+ en vruchtfestoenen, op de voet een oorschelp-medaillon met de gegraveerde voorstelling van een heilige met pijl en slang, geflankeerd door s en c. Onder de voet 1620 en een gedeeld wapenschild, rechts h r b s dooreengestrengeld, links drie bekers. Merk: een onherkenbaar ornament in een schild.
St. Martinusstraat 1. Voormalige pastorie, zie blz. 106.Ga naar margenoot+ St. Martinusstraat 17-19. Hoeve met rechthoekige binnenplaats, de schuur in vakwerk; de bakstenen straatgevel van het woonhuis met hardstenen deur- en vensteromlijsting. In de sluitsteen van de later aangebouwde ellipsboogpoort ih en 1842. St. Martinusstraat 9. Gevelsteen met 1786 en ab. | |
EijsdenDe ligging wordt vermoedelijk bepaald door een in oorsprong doorwaadbare plaatsGa naar margenoot+ van de Maas, daar waar later een veerpont kwam. De loodrecht t.o.v. de rivier aangelegde dorpsstraat, thans Diepstraat, komt uit bij dit veer. Ten noorden hiervan een kort stuk stenen kade, het z.g. Bat, en een tamelijk regelmatig stratennet xvii?, waarin zich een met linden beplant plein, de Vroenhof, bevindt. De Romeinse(?) Trichterweg naar Maastricht is ter plaatse komen te vervallen, al valt de vroegere aanwezigheid ervan nog terug te kennen in de ligging van sommige der oudste huizen bij de rivier.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Christina ligt aan de Vroenhof op eenGa naar margenoot+ ommuurd kerkhof. De kerk behoorde als succursale aan de parochie van Breust. In 1389 en 1393 is Eijsden, waarschijnlijkGa naar margenoot+ wel met de kerk, geplunderd en in brand gestoken door de troepen van Jan van Heinsberg en Hendrik | |
[pagina 108]
| |
van Meurs. Na in 1483 in brand gestoken te zijn (Daris, blz. 562) werd de kerk op 18 Juni 1508 opnieuw gewijd (archives de l'Etat de Liège). In de 18de eeuw werd de kerk herbouwd (Publications 1931, blz. 84). In 1634 of 1648 was zij simultaankerk voor Hervormden en Katholieken geworden, een toestand, waaraan eerst een einde kwam omtrent 1851, toen de kerk wederom ingrijpend werd verbouwd (vgl. kerkeraadshandelingen van de Herv. Gem. van Eijsden 1836-1858 en de Deliberatiën van de kerkfabriek, de laatste in de voormalige pastorie te Breust). In 1896 is de toren gerestaureerd. Fig. 31. Eijsden omstreeks 1840
Ga naar margenoot+ De georiënteerde kerk, afb. 78, fig. 32 en 33, heeft een driebeukig basilikaal schip en een koor, dat gesloten is met drie zijden van een achthoek. Tegen de westkant van de noordbeuk is een portaal aangebouwd. De mergelstenen, in aanleg middeleeuwse westtoren bestaat uit een gedrukte onderbouw, die spleetvensters heeft, en een rijzige gewijzigde bovengeleding met spleetvensters, telkens een verbreed rondbogig galmgat in de zuid-, west- en noordzijde en een klein rechthoekig venster aan de oostkant. In de muren komen verscheidene krulankers voor. De bovengeleding is eerst na 1740 in de huidige vorm gebracht; vgl. tek. Jan de Beyer op het kasteel van Laag-Caestert. De spits met eiken dakstoel is vermoedelijk nog 17de eeuws. Ga naar margenoot+ De bakstenen buitenmuren van de zijbeuken en de lichtbeuk, dagtekenend uit 1851, worden doorbroken door rondboogvensters. Het vrijwel gelijktijdige koor met twee eenvoudige spitsboogvensters is opgetrokken uit baksteen met een hardstenen | |
[pagina 109]
| |
Fig. 32. Eijsden, R.K. kerk
Fig. 33. Eijsden, R.K. kerk, details
plint en onregelmatige hardstenen hoekblokken van een voorafgaand koor uit ± 1508? eveneens driezijdig gesloten. De op een hoger niveau dan de kerk gebouwde toren is slechts van de kerk uit toegankelijk;Ga naar margenoot+ eertijds door een grote rondboogdoorgang, waarvan nog sporen te zien zijn; thans door een deur in een hardstenen omlijsting met ellipsboog. Onder de klokkekamer is dwars t.o.v. de kerkas een tongewelf aangebracht. De scheibogen - de noordelijke rondbogig en de zuidelijke even spitsbogig - rusten op hardstenen zuilen met Maaskapitelen, afb. 71; de bogen vertonen een eenvoudige afgeschuinde profilering. De zuilen en kapitelen, fig. 33, zijn overblijfselen uit de tweede helft van de 14de eeuw, wellicht van een herbouw na 1393. De bogen kunnen naderhand vernieuwd zijn. Blijkens de onregelmatige plaatsing der zuilenrijen zijn er nooit gewelven geweest. Het schip heeft thans een tongewelf van stuc uit 1851, terwijl de zijbeuken vlakke zolderingen hebben. Tot de inventaris behoren: Hoofdaltaar met een nog gotische mensa en een uit de St. Maartenskerk van LuikGa naar margenoot+ afkomstige barokke houten retabel, xviib, afb. 72. Deze retabel bevat een op doek geschilderde voorstelling van de gekruisigde Christus met Maria, Joannes en Maria-Magdalena, Antwerpse school, geflankeerd door getorste zuilen met composietkapitelen; op de zuilpostamenten ovale wapenschilden, waarop roos en 3 eikels, resp. hazelnoten; het geheel bekroond door een door dergelijke zuiltjes geflankeerde schelpnis, waarin later een houten beeld, xvii, geplaatst is van de H. Christina.
Expositietroon, xviiib, op dit altaar, afkomstig uit de Kathedraal van Roermond. Twee eenvoudige houten expositietronen, xviiib, met vleugelstukken; zij zijn versierd met festoenen e.d. Eiken preekstoel, ± 1800, versierd met pilasters, acanthusranken, rozetten e.d.Ga naar margenoot+ Eenvoudige eiken banken, xviii, op balusterpoten.Ga naar margenoot+ Eiken sacristiekast met dressoir, xviiib, als te Breust.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 110]
| |
Ga naar margenoot+ Altaarkruis met houten korpus, xviii, hoog 34; H. Barbara, hout, xviii, hoog 95; H. Jozef met Kind, hout, xixa, hoog 90. H. Nicolaas, hout xixa, hoog 98. Ga naar margenoot+ Zilveren stralenmonstrans, xixa, hoog 63, met baldakijn; versierd met cherubijntjes, festoenen e.d. Zilveren ciborie, xixa, hoog 41; de deksel met de evangelisten; merken: fd met ornament, Janushoofd in rechthoek, Nederlands keur. Zilveren ciborie, hoog 39, Nederlands keur, gehaltemerk, b (1808). Ga naar margenoot+ Drie paar koperen gedraaide drievoet-kandelaars, xviii, resp. 49, 53 en 58 hoog. Ga naar margenoot+ Rood driestel, xviiib, in zijden damast met goudkleurig bloem- en bladwerk ingeweven; witzijden oplegsels met bloemen bestikt. Wit moiré kazuifel xixa; oplegsels bestikt met bloemen, bladwerk en een voorstelling van het Lam uit de Apocalypse. Ga naar margenoot+ De klok, 101 diameter, is gegoten in 1617 door Nicolas Brochard en Antonin Richault. Ga naar margenoot+ Twaalf hardstenen grafkruisen, ten dele ingemetseld in de kerkhofmuur: o.a. uit 1603, 1622, 1632, 1636 en 1653. In de hoeken van deze muur zijn enige hardstenen gotische vensterpenanten ingemetseld.
Ga naar margenoot+ De Hervormde kerk is een modern gebouw. Tot de inventaris behoren:
Avondmaalskan, hoog 28, van geel verglaasd aardewerk; blijkens het inschrift en het wapen op de zilveren deksel geschonken in 1724 door Gysbert Rumpf; op de buik van de kan hetzelfde wapen. Twee avondmaalsbekers, hoog 14; onder de voet een inscriptie met 1724; merken; Maastricht, c en wm in rechthoek. Tinnen schaal, xviii, diameter 28.
Ga naar margenoot+ De voormalige Synagoge, Diepstraat 53, achterbouw, heeft bakstenen muren met horizontale tweelichtvensters, rechthoekvensters en een segmentboogdeur in hardsteen, type ib, xviii. In de synagoge een muurkastje voor wetsrollen e.d. met in- en uitgezwenkte kroonlijst. De in de Voorl. Lijst genoemde oude inventaris is bij de opheffing overgegaan naar de Joodse gemeente te Maastricht.
Op de Joodse begraafplaats, ten noorden van de Prins-Bernhardstraat enige oude grafstenen, o.a. uit 1827, 1843 en 1845.
Het geheel eigen, enigszins stadse aspect van de plaats wordt in hoge mate bepaald door de rechtafgedekte bakstenen, meest gewitte gevels van de door wolf-, schild- of mansardedaken gedekte oude woonhuizen. Ga naar margenoot+ Bat 3-4. Gevel met onregelmatige hoekblokken en segmentboogvensters en -deuren in hardsteen, type ia en iid, xviib, xviiib. Inwendig een balustertrap, xviib. Bat. 7. Dergelijke vensters en deuren, xviiib; verdieping van ± 1800 (Veerhuis). Bat 8. Vervallen gevel, xvii, met resten van speklagen en vakwerk, de mergelstenen top met een geprofileerde kraagsteen. Dit huis werd nog gebouwd aan de voorm. Trichterweg. | |
[pagina 111]
| |
Constantsteeg, zie Vroenhof 14 (blz. 112).Ga naar margenoot+ Kerkstraat 12, 14, 16. Gevels met vensters in hardsteen; omstreeks 1800.Ga naar margenoot+ Kerkstraat 15. Pastorie, xviiib; hardstenen hoekblokken en segmentboogvensters en -deur in hetzelfde materiaal, type ia, xviiib. Inwendig hoekkasten, xviiib. Kerkstraat 27. Deur met geprofileerde tussendorpel; segmentboogvensters in hardsteen met oreillons en zware bovendorpel, combinatie van type iic, d en f, xviiia. St. Christinastraat 6. Uit breuksteen opgetrokken schuur xvii, voorgevel 1858. Mariaplein 1-2. Gevel met vensters en -deuren in hardsteen; ± 1800. Inwendig tweeGa naar margenoot+ marmeren schoorsteenmantels en een eenvoudige balustertrap uit dezelfde tijd. Diepstraat 20-22. Gevels, xixa.Ga naar margenoot+ Diepstraat 23. In de zijgevel van de achterbouw ten dele gewijzigde geblokte kruisvensters en jaartalankers: ano 1662. Top met vlechtingen. Diepstraat 25. Gevel, xviiib, met vensters in hardsteen. Inwendig rijkversierde deur, xviiib; eenvoudige schoorsteenmantel met vuurplaat in régencestijl. Diepstraat 30-32. Herenhuis van omstreeks 1700, vergroot xviiid, afb. 80. De gewitte bakstenen voorgevel (5 + 4 vensterassen) van twee verdiepingen is afgedekt door een attiek (links ± 1700, rechts xviiid) met gekoppelde consoles. De ingangspartij - derde travee van links - wordt geaccentueerd door een uitgezwenkte verhoging van mergel met dubbel ovaal wapenschild onder een gravenkroon (de wapens verdwenen); in deze ingang een Lodewijk xvi-bovenlicht. De segmentboogvensters, type ia, hebben hardstenen omlijstingen; de gecanneleerde sluitstenen overtopt door met halve bollen versierde platstukken. Een der vensters in het rechter gedeelte moest reeds ± 1800, bij een deling van het huis, plaats maken voor een tweede vooringang. In dit gedeelte ramen met gesneden rozetten en bladornament, de oorspronkelijke zesdelige roedenverdeling en luiken. Aan de achterzijde een puntgevel met segmentboogvensters in hardstenen omlijstingen, type id. Inwendig op nr. 32 een ten dele wentelende balustertrap; de tweede trap van ± 1800, op nr. 30, heeft balusters en een gesneden trappaal. De kamers aan de straatzijde, oorspronkelijk in ‘enfilade’ hebben deuren met gesneden lijstwerk en hoekrozetten; de oorspronkelijke ramen zijn aan de binnenzijde in dezelfde trant versierd. Schoorsteenmantels en schoorsteenboezems in Lodewijk xvi-stijl. Achter het huis een tuinhuisje, xviiid, met segmentboogvensters, type id, en afgedekt door een mansarde-wolfdak; een tweede, ± 1800 opgetrokken tuinhuisje met een mansardezadeldak en een bakstenen gebouwtje, inwendig overkluisd door een bakstenen tongewelf. Diepstraat 34. Inwendig de wangen van twee schouwen met hermen en ionische kapitelen, xvii. Diepstraat 44-46. Rechtafgedekte voorgevel met gelijkvloers segmentboogvensters en -ingang in hardsteen, type ib; hierboven latere rechthoekige vensters in hardsteen en in de bovenste verdieping venstertjes met houten kozijnen. Ellipsboogpoort, 1774. Resten van een tuinhuisje. Inwendig: balustertrap en twee schoorsteenmantels met gestucte boezem in late Lodewijk xv-stijl. Diepstraat 53. Voormalige synagoge (zie blz. 110). Diepstraat 57 en 61. Met segmentboogvensters en -ingang in hardsteen, type id, xviiib; nr. 61 met huisdeur in eenvoudige Lodewijk xv-trant en inwendig een schoorsteenmantel met tegels. Diepstraat 75, aan de oude Trichterweg. Gevel met resten van mergelstenen speklagen en hoekblokken, breukstenen plint; sporen van tussendorpelvensters en van | |
[pagina 112]
| |
kruisvensters met bakstenen ontlastingsbogen; tweelichtvensters in hardsteen, xvii. Inwendig resten van een gotische schouw, de wangen bovenaan versierd met een schematisch irisblad-motief, xiv. Diepstraat 77. Dergelijke gevel. Inwendig o.a. betimmeringsfragmenten xviiib. Diepstraat 79, aan de oude Trichterweg. Topgevel, blijkens jaartalankers ao 1727, met tussendorpelvensters met houten kozijnen, kruisvensters in vlakke hardstenen omlijstingen en ovale vensters. Rondboogingang in hardsteen, xviiid. Inwendig wenteltrap met balusters.
Raadhuisstraat 3. Poort met in sluitsteen np en 1789. Ga naar margenoot+ Spauwenstraat 1. Topgevel met vensters en -ingang in hardsteen; omstreeks 1800. Voor het huis staketsel op hardstenen palen. Spauwenstraat 4. Gevel met resten van speklagen horizontale tweelicht- en andere vensters in hardsteen. Gevelsteen met 16.., niet in situ. Dit huis, xviib, behoort reeds bij de nieuwe straataanleg. Ga naar margenoot+ Spriemenstraat 8. Topgevel met 17de eeuwse resten, zoals mergelhoekblokken, twee horizontale mergelbanden - de benedenste met 1609 - en in de top een kraagsteen met leeuwenmasker. Inwendig resten van een laatgotische schouw, welke behoort tot hetzelfde, in het Luikse meer voorkomende, type als de schouw in het Maastrichtse Dinghuis. Het zandstenen fries is versierd met laatgotisch traceerwerk en drie wapenschilden; het middelste met het Luikse wapen. Ga naar margenoot+ Vogelzang 7. In 19de eeuwse gevel een steen met w anno b 1786. Vogelzang 15. Topgevel met segmentboogvensters in hardsteen, type id, xviiib. Ga naar margenoot+ Vroenhof 5. Hoeve van baksteen - beneden breuksteen - om gesloten binnenplaats; segmentboogvensters in hardsteen, type ia, xviiib. Vroenhof 6-7. Rechthoekige vensters en ellipsboogpoort in hardsteen, xixa. Vroenhof 14-15-16. Gevel met dubbele segmentboogvensters in hardsteen, variant op type ia. Op nr. 15 ingangsomlijsting met rocailleversiering en: j anno 1749. h (onlangs verdwenen). Op nr. 14 (Constantsteeg) dubbele galerij met vier hardstenen zuilen (herbezigd); de zuilen prijken met de wapens van: nicolas, resp. jacques de plvmptevx, gvilielm de hervia en de hasinbovr; volgens plaatselijke overlevering zouden zij afkomstig zijn van de in 1847 afgebroken kapel van de voorm. Caestertburg. Poortvleugel met resten van vakwerk; midden xvii. | |
Hoog-CaestertGa naar margenoot+ Dit gehucht is tezamen met Laag-Caestert ontstaan aan de aldaar in de Maas uitmondende Voerbeek, wier loop werd verlegd ten behoeve van een viertal waterrad-molens, waarschijnlijk in de 18de eeuw. Terplaatse heeft een Romeins castellum gelegen, dat thans nog in het terrein is te onderkennen (vgl. blz. 113).
Ga naar margenoot+ Kapellekensweg 17-19. U-vormige scheperij; v.m. schaapsstal vernieuwd (baksteen); hooischuur ged. vakwerk, xixa. Kapellekensweg 37. Gevelsteen met ihs 1786 nt. Kapellekensweg 38. De moderne Breuster molen heeft een gevelsteen: ihs 1791 bt. Kapellekensweg 40. Hoeve om open binnenplaats. Lateiboogvensters in hardsteen en een segmentboogingang in hardsteen, type id, gevelsteen met ns am 1814. | |
[pagina 113]
| |
Kapellekensweg 42. Hoeve om open binnenplaats; ± 1800. Segmentboogvensters in hardsteen, type ia en iii. Voerstraat 2. Kerenshof, afb. 79. Hoeve in baksteen om gesloten binnenplaats. SegmentboogpoortGa naar margenoot+ in baksteen met hardstenen sluitsteen, waarop 1695. Het woongedeelte met houten kruiskozijnen. Geprofileerde hardstenen ingangsomlijsting met een barokke bekroning in de vorm van een in- en uitgezwenkte timpaan. De kroonlijst draagt het jaartal 1720; het timpaan is versierd met acanthus, voluten, schelpen en een gekroond alliantiewapen; rechts ankerkruis (Van Dompseler, vgl. Nederl. Patriciaat, 1914, blz. 91); links twee zwanen op golvende dwarsbalk. Inwendig eiken balustertrap, xviiia; schouw met geprofileerde lateibalk, xviid en régence-schoorsteenmantel met stucboezem.
Ten oosten van de moderne Muggenmolen, Voerstraat 6, een stuw, xviiia, ter verlegging van de loop van de Voer. | |
Laag-CaestertVan de z.g. Elvenschans oftewel het fort Navagne liggen overblijfselen aan de MaasGa naar margenoot+ op de grens met België tussen grenspaal 44 en 45. Het fort, dat in 1634 door de Spanjaarden werd aangelegd ter plaatse van het in 1632-1633 herbouwde kasteel Navagne, werd in 1674 en nogmaals in 1702 verwoest. Het bestond hoofdzakelijk uit een rechthoekige, waarschijnlijk aarden omwalling met op de hoeken polygonale bastions; eromheen lag een gracht. Van dit alles zijn nog de omtrekken en enige plassen bewaard; en wel op Nederlands grondgebied van de noordelijke en oostelijke wal en gracht. (Afbeelding op doek, op een kamerscherm in het Prov. Oudheidk. Museum te Maastricht; zie verder: L.J. Morreau en M.G.M.A. van Heyst in, De Limb. Leeuw 1955-'56, blz. 64; 1956-'57, blz. 2).
HET KASTEEL, meer bekend als het kasteel van Eijsden, ligt aan de Maas tussen deGa naar margenoot+ plaatsen Eijsden en Laag-Caestert. Caumartin, Souvenirs de Promenades à Eysden, in Publications, 1867, blz. 411. - Moes en Sluyterman,Ga naar margenoot+ dl. I, blz. 131. - De Borchgrave d'Altena, I, blz. 131. | |
[pagina 114]
| |
| |
[pagina 115]
| |
genoemd de schilders Delvau en Castellan, een ‘maitre dessinateur’ Gallousen en een ‘plafonneur’ Lambert Tassin; de meeste zullen wel uit Luik en omgeving afkomstig zijn. Omstreeks 1790 en 1810 kwamen de interieurs van de bovenverdieping tot stand. Een ingrijpende restauratie had vervolgens in de jaren 1881-1886 plaats o.l.v. de Luikse architect E.M. Jamar; desondanks stortte in 1952 een deel van het oostelijke hoekpaviljoen op noodlottige wijze in (afb. 96). De restauratie van dit gedeelte is in 1959 voltooid. Het herenhuis - waarvan het front op het zuiden ligt - omsluit met een zuid- en eenGa naar margenoot+ westvleugel haakvormig een vierkant kasteelplein. Het voorplein ten oosten van dit omgrachte complex wordt aan de zuid- en oostkant afgesloten door een economiegebouw, waarvan de oostvleugel in het midden een toegangspoort bevat. De inrijweg zet zich voorbij het hoofdgebouw voort als laan van vier rijen linden, die bij de Maas doodloopt en daar aansluit op een in oorsprong engelse tuinaanleg, xixa?, aan de west- en noordzijde van het kasteel; de onmiddellijke omgeving van het hoofdgebouw is echter eerst na 1881 heraangelegd in geometrische stijl met broderie en moestuin en aan de zuidkant de ‘charmille’ en het terras met balustrade en fontein. Het hoofdgebouw, fig. 34 en afb. 81 tot 98, dat opgetrokken is uit baksteen in kruisverbandGa naar margenoot+ - 21/22 cm.; 9 l. = 60 - en rijk versierd met natuursteen, kan, ondanks de latere wijzigingen, gelden als een goed voorbeeld van 17de eeuwse Maaslandse architectuur. De beide vleugels eindigen in even brede, één verdieping hogere hoekpaviljoens, vanGa naar margenoot+ welke de oostelijke de doorrit naar het kasteelplein bevat. Een slanke vierkante toren - geflankeerd door een vierkant traptorentje op de inspringende hoek met de zuidgevel - bevindt zich op de zuidwestelijke buitenhoek. De onderbouw, die ook het door een borstwering afgesloten kasteelplein omvat, heeftGa naar margenoot+ aan de buitenzijde een sterk hellend beloop. Beneden is alleen hardsteen toegepast, hogerop baksteen met onregelmatige hardstenen hoekblokken. Het baksteenwerk is onder het huis ter verlichting van kelders doorbroken door rechthoekige venstertjes en schietspleten met ronde middengaten in hardsteen. In de afsluitmuur van het kasteelplein, die oorspronkelijk aanmerkelijk hoger moet zijn geweest, is buiten aan de noordzijde een steen ingemetseld met de wapens De Geloes × Van Dalen. Boven de onderbouw zijn de muren verlevendigd met banden en onregelmatige hoekblokken van hardsteen en met mergel-sierstenen - ten dele met nieuwgehakte wapens - onder de, vooral in de westgevel ritmisch gegroepeerde smalle en brede vensters. De gevels zijn afgedekt door in de jaren 1881-1886 vernieuwde kroonlijsten op consoles. Het traptorentje heeft hogerop een afwijkende versiering van enkel regelmatige hoekblokken van mergel. De sierbanden van de gevels worden (of werden) voortgezet door de onder-, tussen- en bovendorpels van de oorspronkelijke kruis- en tussendorpelvensters en tweelichtvensters. Ongeveer midden in de binnengevel van de zuidvleugel zijn twee der onderste sierbanden opgeknikt niet ver van een duidelijke bouwnaad, die in 1952 in de fundering werd ontdekt. Twee banden onder aan de zuidkant van het oostelijke hoekpaviljoen corresponderen niet met de overige. De meeste vensters zijn bij de in 1767 begonnen verbouwing gewijzigd door het uitbreken van kruisen en tussendorpels of door het lager aanbrengen van nieuwe onderdorpels. Andere werden geheel vervangen door grotere met gladde hardstenen omlijstingen. De kruisvensters en tweelichtvensters in de hoektoren en de zuidgevel werden meren- | |
[pagina 116]
| |
deels in de jaren 1881-1886 in de oude toestand teruggebracht. De vensters met verlaagde onderdorpels - in de westvleugel voor een deel met oreillons - en de vlakke hardstenen vensteromlijstingen, welke zich in de zuidvleugel bevinden, zijn toen in de 18de eeuwse toestand gelaten. In het midden van de westgevel twee op volutenconsoles rustende balcons met smeedijzeren Lodewijk xv-hekken; de deuromlijstingen werden in de jaren 1881-1886 aangebracht ter vervanging van twee in Lodewijk xvi-stijl. Om de vensters aan de binnenplaats resten van geschilderde 18de eeuwse vensteromlijstingen, grijs, ter maskering van de 17de eeuwse penantblokken. Voor de doorrit in het oostelijke hoekpaviljoen ligt een gemetselde boogbrug, waarvan de tweede smallere overkluizing in 1810 moet zijn aangebracht ter vervanging van een valbrug. De in hardsteen omlijste ellipsboogpoort wordt aan de veldzijde omgeven door de rechthoekige eveneens in hardsteen uitgevoerde sponning van de oude valbrug, van welke de katrollen nog in de bovenhoeken aanwezig zijn. Boven de poort de wapens De Lamargelle × Bocholtz, omlijst door cannelures, voluten, een gebogen fronton met 1636 en pijnappelbekroningen. Onder de wapens staat: arnold von lamargelle freyheer zoz eisden ect 1631 margareta ana francisca von bocholtz dochter der (sic) freyheer zoe orey ect. Boven in de in 1952 ingestorte oostgevel van het oostelijke hoekpaviljoen bevond zich een kleine nis met een Laurentiusbeeld en 1650, vgl. afb. 91. De ingang in het midden van de terrasgevel van de westvleugel heeft een rijk gebeeldhouwde omlijsting, die in de jaren 1881-1886 in de plaats is gekomen van de oorspronkelijke dorische portiek met het wapen De Lamargelle. De zuidvleugel is aan de terraszijde toegankelijk door een eenvoudige ingang in de meest rechtse travee. Het levendige silhouet van het gebouw is in de jaren 1881-1886 enigszins verrijkt. Zo heeft de hoektoren thans een tamelijk samengestelde spits met peervormige bekroning in plaats van de oorspronkelijke, welke voordien nog bijna geheel aanwezig was; ook de knobbelspits van de traptoren is nieuw. Het lange dak had tevoren nog niet de gebroken vorm, welke thans aan de terraszijde van de zuidvleugel te zien is. De samengetrokken knobbelspits van het oostelijke paviljoen en het schilddak van het noordelijke bezitten daarentegen nog wel de oude gedaante. Geheel nieuw maar toch geïnspireerd op Remacle le Loup zijn de dakkapellen met hun rijke gemetselde topgevels. Van de schoorstenen heeft de monumentale boven het noordpaviljoen een versiering, die nog oud is; hetzelfde geldt voor de schoorsteen onmiddellijk ten westen van de oostelijke hoekspits, wat betreft het gedeelte, dat thans aan de westzijde onder de kap ligt. De overige zijn in 1881-1886 voor een deel naar deze gegevens herbouwd. Ga naar margenoot+ De meeste kelders zijn overkluisd door gemetselde tongewelven met steekkappen bij de vensters. Onder het noordelijke paviljoen bevindt zich een kelder van zes traveeën met kruisribgewelven op achtkante pijlers, onder de grote toren een cisterne, in het souterrain onder de zuidvleugel de opgehoogde en gemoderniseerde keuken. Ga naar margenoot+ In het ruime hoofdtrappehuis in het westen van de zuidvleugel een trap met smeedijzeren leuning in Lodewijk xv-xvi-stijl, in 1770 vervaardigd door een zekere Leduc, afb. 99. Ga naar margenoot+ De gelijkvloerse vertrekken in de toren en in de westvleugel hebben een decoratie in rococo- en Lodewijk xvi-stijl, waarvoor o.a. in 1768 door een zekere Heuvelman de rococodeuren werden geleverd. De kamers tussen de toren en het noordelijke paviljoen liggen in ‘enfilade’. De schouw met ionische kariatiden in de biljartzaal ten noorden van de toren is nog 17de eeuws en afkomstig uit de keuken. In de hierop volgende eetzaal, afb. 100, 102, betimmering (bijgewerkt) en stucplafond in rococo; voorts ge- | |
[pagina 117]
| |
schilderde dessus-de-porte met singeries door Billieux, 1770 (één gemerkt) en een rococo-kachelnis met Delftse tegels; aan het plafond een kristallen lichtkroon; het snijwerk in dit vertrek is van een zekere Gaspar Tresorotay. In twee hoeken van de kleine salon gelijksoortige rococo-kachelnissen. De grote salon tenslotte, afb. 103, welke de gehele breedte van deze vleugel beslaat, heeft een rijke stucversiering in Lodewijk xvi-stijl met tropeeën van muziekinstrumenten e.d.; de dessus-de-porte, geschilderd in 1770 door een zekere Mr. Loder, vertonen pastorale taferelen in gesneden Lodewijk xvi-omlijstingen; de gesneden rococo-lijsten van de spiegels bevatten de emblemen van de sterrekunde en de drie beeldende kunsten. Op de eerste verdieping een aantal, meest neoclassicistische slaapkamers, xixa, met bed-alkoven en empire-schoorsteenmantels. In een dezer vertrekken een schoorsteenmantel, waarvan de rococo-stucboezem een spiegel heeft en een geschilderd paneel, xviiib, voorstellende een meisje met omgevallen melkkan in een landschap. In de nieuwe kapel naast het trappehuis, toegankelijk door régence-vleugeldeuren, zijn twee andere rijkversierde vleugeldeuren in dezelfde stijl, afkomstig uit het kasteel te Bure en Ardenne, toegepast als decoratie. De gelijkvloerse vertrekken van de zuidvleugel zijn veel soberder dan die in de westvleugel.Ga naar margenoot+ In een der kamers komen twee eenvoudige hoekschoorsteenmantels voor, terwijl in een ander vertrek de wanden onderaan bezet zijn met Delftse tegels. Op de verdieping enige alkoofslaapkamers, meest neoclassicistisch versierd. In het oostelijke paviljoen was voorts de z.g. ‘chambre de l'évêque’, zo genoemd naar de Luikse Prins-Bisschop C.C.F. van Hoensbroeck (1719-1792), een slaapkamer in Lodewijk xvi-stijl, die bij de instorting in 1952 helaas is verdwenen; opmerkelijk waren hier de vignetachtig geschilderde mythologische voorstellingen in de trant van de Luikse schilder Lovinfosse (vgl. Amstenrade, Hex en Colonster). Het economiegebouw, tevens poortgebouw, bestaat uit twee t.o.v. elkaar haaks gelegenGa naar margenoot+ vleugels; de hogere ingangspartij in het midden van de oostvleugel geaccentueerd door een schilddak met knobbelspits. De door zadeldaken gedekte gedeelten ten zuiden hiervan zijn geheel herbouwd in de jaren 1883 en 1885. Het onder een mansardedak gelegen gedeelte ten noorden hiervan met aan de kant van het voorplein geblokte poortomlijstingen in de grotendeels 19de eeuwse ingangspartij. Aan de veldzijde bevinden zich boven de poort de wapens De la Margelle × Bocholtz, geflankeerd door vernieuwde vleugelstukken en pijnappelbekroningen. Onder de wapens staat: arnold. frey heer der hooff bancqve graven vovron. weerst etc: stadhelder ende hooch drossard van sine koenincke katholicqve . maieste . leenen . ende landen . des . hertochdoms . limborg ende . graeffschap daelhem. Erboven en op een steen aan de kant van het voorplein komt de volgende tekst voor: inceo . destrvctvm . anÌ„o 1649. avxilio . dei eivsqve . matris . melivs reparatvm . ano . ivbileo . 1650 qvi . sperat . in . dnÌ„o . non . minorabitvr. Op de moderne terrasmuur ten zuiden van het hoofdgebouw vier marmeren borstbeelde,Ga naar margenoot+ één voorstellende een faun; xviii, afkomstig van het kasteel Oost bij Eijsden. Voorts enige losse wapenstenen; een met de wapens Van Bocholtz × Van Groesbeek in een rolwerkomlijsting, xvii. In de moestuin verplaatste hekpijlers, xviii, bekroond met hardstenen bloemvazen.
Ons in het begin uitgesproken vermoeden, dat in de middeleeuwen de reeds lange tijd verdwenen Kettelhof zetel is geweest van de heerlijkheid, sluit niet de mogelijkheid uit, dat op de plaats van het huidige kasteel reeds eerder een gebouw gestaan heeft. Immers in 1952 werd bij een onderzoek aan de | |
[pagina 118]
| |
funderingen op circa 2.75 m onder het terras een brandlaag aangetroffen. Bovendien had Caumartin melding gemaakt van oude muurresten in een der kelders; een mededeling, die helaas door de sindsdien aangebrachte bepleistering niet meer te controleren valt. Ook kan de gedeeltelijke ommetseling in breuksteen aan de veldzijde van de gracht hierop wijzen. Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoort het volgende: Ga naar margenoot+ Madonnabeeld van hout, xvia, hoog 70, afkomstig van het kasteel Oost bij Eijsden. Borstbeeld van gips, ± 70 hoog, van C.C.F. van Hoensbroek, prins-bisschop van Luik, 1719-1792. Ga naar margenoot+ Drieluik, xvia, paneel, grootste hoogte 92, middenpaneel breed 63, in een aan de bovenzijde gebogen lijst. Het middenpaneel stelt voor een tronende madonna met kind; links en rechts musicerende engelen in een landschap. Op de zijluiken de schenker en zijn vrouw. De Ten Hemelopneming van Maria, doek circa 375 × 250, xvid, trant Hendrik de Clerck; tussen de figuren op de voorgrond de schenker (een De Geloes) met zijn echtgenote, drie dochtertjes en een hazewindhond. Ongeveer een dergelijke compositie doch zonder portretten in de St. Sulpitiuskerk te Diest. De gevangenname van Christus, ± 1600, paneel 54 × 54. Marie Anne Alexandrine Philippine Françoise Godefride de la Margelle, twee andere vrouwen en een dienaar met paard en honden; op de achtergrond het kasteel Eijsden, doek 150 × 220, gemerkt: I.P. Hallebay 1699; afb. 101. De H. Familie, doek, 95 × 60, toegeschreven aan Carlier, xviiic. Twee jachtscenes, doek, ± 140 × 180; gemerkt: Latour 1761. Jezusknaap met lam, ovaal doek, 170 × 120, xviii. Twee jachtscenes door A. de Bensa, doek 23 × 39, xviii. Voorstelling van een revolutionaire rechtbank door L. de France, doek 70 × 85, xviiid. Voorstelling van een pater en een burger in landschap, paneel, ± 245 × 315, xviii, afkomstig uit de kerk van Eijsden. De Ten Hemelopneming van Maria, doek 245 × 315, gemerkt: Ansiau de Liège, 1811. Zes bloemstukjes, doek 57 × 46 cm, gemerkt Mr Speckaert 1822. Voorts o.a. een veertigtal familieportretten, xvii, xviii, xixa, doek en pastel. Hieronder portretten van de bouwheer van het kasteel, Arnold de Lamargelle, als page | |
[pagina 119]
| |
aan het Brusselse hof (1605-1614), doek, ± 190 × 115, van keizer Jozef ii en C.C.F. van Hoensbroek, prins-bisschop van Luik. Enige kerkkalenders in diepdruk, afkomstig uit de abdij Valdieu; een van Aken, 1761,Ga naar margenoot+ gemerkt: J.J. Couven. Het kasteel is rijk voorzien van meubilair in renaissance-, Lodewijk xiv-, Lodewijk xv-,Ga naar margenoot+ Lodewijk xvi-, empire- en biedermeierstijl. Twee haardplaten afkomstig van het kasteel Bure en Ardenne; de eerste met 1705 enGa naar margenoot+ wapen van Lefebure, abt van St. Hubert, de andere met 1728 en het wapen van de abdij St. Hubert. Ten kastele wordt ook het zilver van de St. Sebastiaans-Schutterij te Oost bewaard (vgl. Jolles, blz. 58). Het bestaat uit de volgende stukken: vogel, xviiib, hoog 17 koningsplaatjes en keizerschildje uit 1765, 1769, 1778, 1781, 1818 en 1823.
DE OUDE ZAAGMOLEN, De la Margelle-laan 4, is een bakstenen gebouw vanGa naar margenoot+ twee verdiepingen, blijkens een gevelsteen uit 1729; afb. 106. Gelijkvloers tussendorpelvensters in vlakke hardstenen omlijstingen. Vernieuwde schouw, waarvan echter de ionische kariatiden nog oud zijn, xviiia. Het molenwerk is nieuw.
REINEKENSHOF, De la Margelle-laan 16, is een uit baksteen opgetrokken hoeve omGa naar margenoot+ een trapeziumvormige binnenplaats; afb. 104, 105. De oude hoofdingang, aan de voormalige Trichterweg, aan de korte evenwijdige zijde van het complex, wordt geaccentueerd door een vierkant torentje; op een gevelsteen boven de poort een ovaal wapenschild met rijk helmkleed, geflankeerd door 17 22; het schild beladen met een springende vos (familie Reinick?). Het woonhuis aan de lange evenwijdige zijde heeft vensters en deuren in gladde hardstenen omlijstingen. In het bedrijfsgedeelte o.a. geblokte tweelichtvensters en rondboogpoorten met geblokte penanten. Inwendig o.a. een tegelschouw. Dit goed kan identiek zijn met het Luiker leen Laag-Caestert, dat in 1325 genoemd wordt (De Crassier, 1931, blz. 88). | |
MaarlandSt. Jozefstraat 30. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen met fragmenten van vakwerkGa naar margenoot+ en oud breuksteenwerk, resten van tussendorpelvensters; grote rondboogpoort in hardsteen met gotisch geprofileerde penantfragmenten en basementen, xv. Deze hoeve is misschien identiek met de reeds in 1314 vermelde Schillingshof, welke een leen was van het graafschap Dalhem (Publications 1931, blz. 88). St. Jozefstraat 59. Hoeve om open binnenplaats; baksteen; segmentboogvenstertjes in hardsteen, type ii b; op de sluitsteen van de poort staat 1745. Inwendig o.a. een tegelschouw met stucboezem in Lodewijk xv-stijl. St. Jozefstraat 63. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen met vensters in hardsteen; verplaatste sluitsteen met ihs en 1784; boven een deur: pj mb en 1862. Hoogstraat 7. Gepleisterd; deur en tweelichtvensters in hardsteen; boven de deur: 1742. Ryckholterweg 6. Baksteen met segmentboogvenster, type i b met 1765, lateiboogvensters en segmentboogingang, in hardsteen, type ia; sluitsteen met 17:82 l:b. | |
[pagina 120]
| |
Ryckholterweg 8. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen, mergel en vakwerk; Vensters in hardsteen en vensters met houten kozijnen. | |
MeschGa naar margenoot+ Op het eind van de Hoolweg ± 150 m van de St. Geertruiderweg bij de hoek van de weg naar de ‘Platiel’ (een naam die evenals ‘kommel’ op de voormalige Karolingische villa ter plaatse schijnt te wijzen) bevindt zich een moordkruis, xviii?, waarvan een arm is afgeslagen; opschrift: ihs hier ligt begraven den eer..... jonckman lambert..... van 's graven[voeren]..... alhier is worden.....
Ga naar margenoot+ VAN DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van de H. Pancratius zijn het driezijdig gesloten koor en de drie oostelijke traveeën van het even brede, eenbeukige schip oud. De kerk is gericht op het noordoosten (M.C. Caumartin, in Publications 1866, blz. 176 vlg. met afb. van de oude toestand - E. Russel in Maasgouw 1936, blz. 65). Na instorting van de oude toren in 1876 werd de kerk in 1888-1889 door J. Kayser ingrijpend verbouwd, een travee naar het westen uitgebreid en voorzien van een nieuwe toren; het vergrote schip kreeg eerst toen dezelfde hoogte als het koor, fig. 35. Fig. 35. Mesch, R.K. kerk
Ga naar margenoot+ De muren van het oude schipgedeelte - het overblijfsel van een zaalkerkje - bevatten belangwekkend metselwerk, hoofdzakelijk z.g. opus incertum, afb. 107. In het algemeen bestaat het uit niet geheel horizontale lagen weinig bewerkte, ten dele op de kant gestelde kleine blokken kolenzandsteen, grès, hardsteen en leisteen in een dik speciebed waarin o.a. baksteenmeel verwerkt is. Aan de zuidzijde, waar de steenformaten iets kleiner zijn, komen enige fragmentarische afdeklagen voor van op de kant gestelde steenblokken en Romeinse dakpannen of dubbele lagen van zeer platte stenen. Aan de noordzijde op ongeveer 1.50 m hoogte een doorlopende strook in z.g. opus spicatum of visgraatverband. Vooral dit laatste metselwerk, dat ook te zien was in het benedengedeelte van de oude toren, wijst op een bouwtijd van vóór het jaar 1000. De smalle rondboogvensters zijn alle vernieuwd. Aan de noordzijde bevinden zich tussen het tweede en derde venster van uit het oosten sporen van een dichtgemetselde rondboogdoorgang. Op de noordhoek ‘appareil allongé’. | |
[pagina 121]
| |
Het gotische koor, waaraan steunberen ontbreken, heeft spitsboogvensters, die eveneens vernieuwd zijn. Inwendig is er een spitsbogige triomfboog met afgeschuind, resp. holrond profiel, op hardstenen halfzuilen met veelhoekige naar rond overleidende basementen en met Maaskapitelen, die nog iets schematischer zijn dan die te Breust, xva. De kerk bezit de volgende meubelen en andere voorwerpen:Ga naar margenoot+ Twintig banken met balusterpoten, xvii en xviii, en een bidstoel met: aom lin 1828.Ga naar margenoot+ Lindehouten beeld, xiv? hoog 152, van de H. Pancratius in ridderdracht; met eenGa naar margenoot+ lans; op de borst een reliekmedaillon. Het beeld staat op een laatgotische hardstenen ten dele achtkante zuil, xvia, met zigzag-cannelures. Houten beeld, xvii, hoog 98, van de H. Pancratius in harnas; op de borst een reliekopening. Houten beeld, xvii, hoog 88, van de H. Donatus met tunica, toga en kroon; in de handen een spies en een boek. Kruis met houten korpus, xixa, ± 90 hoog. Zilveren monstrans, xviiia, hoog 59, versierd met acanthus, aren, vruchtsnoeren enGa naar margenoot+ voluten; om het vernieuwde expositorium wolken met engelen en cherubijnen, die een kroon dragen. Zilveren reliekhouder, hoog 26, de ovale gladde voet; om het expositorium een vlammende stralenkrans en wolken; merken: Luik met .77., bisschopswapen, b (1773?), onleesbaar meesterteken. Zilveren reliekhouder, hoog 36, met ronde voet en peernodus; merken: Ned. gehaltemerk en keur 1 (1843) en ih in rechthoek. Zilveren ciborie, xixa, hoog 32. Acht koperen drievoetkandelaars, xvii, vier hoog 31, twee 34 en twee 36. Vier koperenGa naar margenoot+ drievoetkandelaars, xixa, hoog 44. Koperen reliekhouder, ± 1800, hoog 36; om het expositorium een stralenkrans. Koperen processiekruis, xixa, hoog 64. Rood gebloemd damast en bestikt driestel, ± 1800, en andere paramenten, xixa.Ga naar margenoot+ Madonnabeeld, xixa, hoog 94, met roodfluwelen mantel, zilveren scepter en rozenkrans. Hierbij een houten processietroontje met voluten en een kroon. Enige hardstenen grafzerken en -kruisen, xvii en xviii.Ga naar margenoot+
De pastorie, Kerkplein 1, van baksteen met segmentboogvensters en -ingang in hardsteen,Ga naar margenoot+ type iif werd gebouwd kort na 1781, door een zekere Courboisier (E. Russel in Maasgouw 1936, blz. 65). De ingang heeft een bespijkerde deur en een bovenlicht. Inwendig o.a. een viertal tegelschouwen met stucboezem; een met rocaille. De aanbouw gedeeltelijk van breuksteen met venstertjes in hardsteen is ouder, xvii?
Op den Driesch 3. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen met o.a. segmentboogvenstersGa naar margenoot+ en deur in hardsteen, type ii f, ellipsboogpoort en -poortje in hardsteen; deGa naar margenoot+ grote poort heeft vijf sluitstenen, op de middelste waarvan: 1765 ihs td cf. Kerkplein 14. Hoeve om open binnenplaats; baksteen en resten van breuksteen;Ga naar margenoot+ tweelichtvensters in vlakke hardstenen omlijstingen; op sluitsteen van de schuurpoort 1751. Kerkplein 26. Schuur in baksteen; op de sluitsteen van de poort; ihs en 1762. Langstraat 1. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen; ingangen in hardsteen;Ga naar margenoot+ houten vensterkozijnen; op de sluitsteen van de poort: ihs ivh 1805. Langstraat 2. Hoeve om gesloten binnenplaats; baksteen met resten van breuksteen en vakwerk; op de sluitsteen van de poort 1740; rechthoekige venstertjes en dubbelsegmentboog-vensters, type ia, geblokt rondboogpoortje, alles in hardsteen. | |
[pagina 122]
| |
Langstraat 3. Grote hoeve van baksteen met o.a. een mansarde dak; aan de gesloten binnenplaats segmentboogvensters en -ingangen in hardsteen, type ib en iib, xviiib. Naast de geblokte ellipsboogpoort in hardsteen een kleine rechthoekige ingang in hetzelfde materiaal en met oud slotwerk. Op de bovendorpel van laatstgenoemde ingang staat cor. mvndvm.et.castvm.crea.in.me et. spiritvm. rectvm. innova. in. visceribvs.meis. Een thans verdwenen gevelsteen droeg waarschijnlijk het jaartal 1761. Op de binnenplaats ligt een gotisch met bladwerk versierd kussenkapiteel van hardsteen. De hoeve was vroeger laathof van het Munsterstift te Aken (vgl. Publications 1866, blz. 179.
Ga naar margenoot+ DE MESCHERMOLEN, bestaat uit een blijkens jaarankers in 1699 opgetrokken middenvleugel en twee naar voren springende iets jongere zijvleugels van baksteen met resten van mergelstenen hoekblokken. Vroeger was er een gesloten binnenplaats. De vensters - voor een deel tussendorpelvensters - hebben vlakke hardstenen omlijstingen. Aan voor- en achterzijde in de middenas van de middenvleugel een rondboogingang in hardsteen; ± 1800 evenals de rechthoekige vensters in hardsteen. In de linkervleugel sporen van het oude molenwerk; het tegenwoordige bevindt zich in de rechtervleugel. Inwendig o.a. een eiken spiltrap, ± 1700 en enige Lodewijk xv- en xvi-schoorsteenmantels met tegels en stucversieringen, xviiib. In de tuin een nis, in baksteen en mergel, geflankeerd door pilasters; boven de kroonlijst een zonnewijzer, xviiib. | |
OostGa naar margenoot+ HET KASTEEL ligt ten westen van het dorp op een nog gedeeltelijk omgracht terrein. Ga naar margenoot+ De Crassier, 1931, blz. 89. - E. van Nispen tot Sevenaer, in Maasgouw 1941, blz. 4 vlg. Ga naar margenoot+ Het tegenwoordig met lessenaardaken afgedekte gebouw, fig. 36-38 en afb. 110, 111, heeft een rechthoekige plattegrond doch aan de noordzijde springt het achterste gedeelte verder uit en aan de oostzijde van dit uitspringende stuk staat op de hoek een achtzijdige traptoren. Links van de traptoren een bordes. Het moderne economiegebouw ten noordoosten van het hoofdgebouw bevat nog enig oud breuksteenwerk. Ten noorden van het herenhuis heeft binnen de omgrachting tot 1880 een kapel gestaan. Ga naar margenoot+ De noordgevel van het herenhuis bevat een bouwnaad op ongeveer een meter afstand | |
[pagina 123]
| |
van het uitspringende gedeelte; links van deze bouwnaad bestaat deze gevel uit breuksteenwerk met kolenzandsteen, xiii of xiv?. Behalve een latere ingang in hardsteen bevat dit gevelgedeelte de dichtgemetselde zandstenen omlijsting van een tweelichtvenster en bovenin twee vensters in hardsteen met ezelsruglateien. Ten westen van de bouwnaad is onderaan breuksteen toegepast en hoger mergel. De tot dit werk behorende traptoren van drie door waterlijsten gescheiden geledingen heeft onder de daklijst een spitsbogig driepasfries met 1548 en bloemrozetten. De beide onderste geledingen zijn voorzien van onregelmatige hoekblokken van hardsteen, welk materiaal ook is toegepast voor de ingangs- en vensteromlijstingen. Laatgotisch geprofileerde korfboogingangen
Fig. 36. Kasteel Oost, plattegrond hoofdverdieping. Dakenplan voor en na 1848
van ongelijke hoogte in de zuidoostelijke en oostelijke zijde geven toegang tot de stenen spiltrap naar boven en tot een kelder. Een viertal kleine rechthoekige vensters zijn op dezelfde wijze geprofileerd als deze ingangen. Bovendien heeft de tweede geleding (niet oorspronkelijke) rechthoekige openingen voor balkondeuren of iets dergelijks, die zijn dichtgemetseld. Een oorspronkelijke deur- of vensteropening, die ook dichtgemetseld is, bevindt zich in het muurwerk onmiddelijk ten westen van de traptoren op de halve hoogte van de eerste geleding; de aan de onderzijde even gebogen ezelruglatei hiervan is versierd met een blanco wapenschildje. In het inspringende muurgedeelte links van de traptoren een herbezigde of gewijzigde laatgotische ingang in hardsteen met rococobovenlicht en hierboven een balkon met een smeedijzeren rococohek met het monogram be; waarschijnlijk is dit hek van elders hierheen overgebracht in de eerste helft van de vorige eeuw, toen het kasteel tijdelijk van de | |
[pagina 124]
| |
Fig. 37. Kasteel Oost, aanzicht uit het oosten (gestippelde lijnen hoofdvorm voor 1848, getrokken lijnen toestand 1848-1958, gebroken lijnen huidige toestand). Vogelvlucht uit het noordoosten, toestand voor 1848 (gestippeld na 1848)
| |
[pagina 125]
| |
Doorsnede woontoren naar het zuiden
Doorsnede woontoren naar het westen Plattegrond woontoren, tweede verdieping Fig. 38. Kasteel Oost; doorsneden en details, zoals aangetroffen tijdens de verbouwing in 1958
| |
[pagina 126]
| |
familie De Blanckart was; vgl. de schetsen van Schaepkens, die een soort renaissancebalustrade te zien geven. De met leien bedekte spits wordt bekroond door een windvaan, afkomstig van de in 1958 afgebroken dakruiter van het middengedeelte. De oostgevel is boven een plint van breuksteen uitgevoerd in baksteen met gebruikmaking van onregelmatige mergel hoekblokken en enige horizontale mergelbanden; de op oude afbeeldingen zichtbare kruisvensters en segmentboogvensters, type ia, zijn omstreeks het midden van de 19de eeuw vervangen door grote vensters in hardsteen. Het terras aan de zuidzijde vormt een overblijfsel van een in 1958 grotendeels afgebroken gedeelte, waarvan het breuksteenwerk beneden hetzelfde karakter vertoonde als het breuksteenwerk van de traptoren en de daaraan grenzende muurgedeelten; het baksteenwerk, dat daarboven aanwezig was, stamde vermoedelijk uit dezelfde tijd als dat van de zuidgevel en de westgevel, en wel uit 1674, welk jaartal in de westgevel voorkomt op een steen met de wapens Van Hoensbroeck × De Lamargelle. De westgevel, die is opgetrokken op een oudere breukstenen plint met schietgaten, is evenals de oostgevel voorzien van mergel hoekblokken; van de oorspronkelijke tussendorpelvensters zijn nog sporen zichtbaar; de hardstenen omlijstingen der huidige vensters, midden xix, zijn voor een deel samengesteld uit oude fragmenten. Ga naar margenoot+ De hoge kelders zijn overkluisd met mergelstenen tongewelven of bakstenen gewelfkappen op gordelbogen. De hoofdtrap van het herenhuis heeft een smeedijzeren rococoleuning. Ga naar margenoot+ De kern van het tegenwoordige herenhuis wordt gevormd door een rechthoekige woontoren, xiii of xiv?, oorspronkelijk geheel van breuksteen maar naderhand aan de oostzijde in baksteen vernieuwd. Het oorspronkelijke breuksteenwerk is nog zichtbaar aan de noordkant ten oosten van de bouwnaad en aan de zuidzijde van de woontoren binnen het terras. Bij de verbouwing in 1958 kon ook het breuksteenwerk van de later ingebouwde muren bestudeerd worden; bovenin zijn toen sporen gevonden, die zouden kunnen wijzen op een voormalige hordijs (zie fig. 38, rechts onderaan). Ga naar margenoot+ Catharinastraat 11. Met resten van speklagen. Catharinastraat 13. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats; segmentboogvensters en -ingang in hardsteen, type ia, xviiib. Inwendig schouw, xvii, met ionische halfzuilen. Catharinastraat 16. Hoeve om gesloten binnenplaats, waarschijnlijk de oude ‘Hof Oost’, dat een leen was van het Akense Munsterstift (vgl. De Crassier, 1931, blz. 90); de muren van baksteen met resten van speklagen bevatten o.a. twee geblokte kruisvensters, een tussendorpelvenster in gladde hardstenen omlijsting en twee rondboogpoortjes in | |
[pagina 127]
| |
Fig. 39. Oost, hoeve Dorpsstraat 2
hardsteen, xvii. Het nieuwe gedeelte stamt blijkens een gevelsteen met het wapen De Geloes uit 1887. Inwendig o.a. een schouw, xvii, met ionische halfzuiltjes; verder een bespijkerde deur met oud hang- en sluitwerk in hardstenen omlijsting, xvia. Catharinastraat 18. Hoeve van baksteen om gesloten binnenplaats; resten van speklagen; tweelichtvenster in vlakke hardstenen omlijsting en lateiboogvensters in hardsteen, xvii-xixa. Nieuwe gedeelten met gevelstenen uit 1886 - met wapen De Geloes - en 1889. Dorpsstraat 2 - hoek Putstraat. Hoeve om niet geheel gesloten binnenplaats, vakwerk, fig. 39. Inwendig schouw, xviia, met ionische halfzuiltjes en geschubde consoles. Putstraat 9. Op de poortlatei van vakwerkschuur: pb mm anno 1784. | |
Wit Huis
De oude huizen, xviii, opgetrokken van baksteen en gewit, liggen bijeen bij een voormalige aftakking van de weg van Maastricht naar Luik en Verviers, waar vroeger een tol was. 5-7. Langgerekt huis onder een mansardedak. Gevelhoeken gebosseerd; segmentboogvensters en -ingangen in hardsteen, type id, xviiib. | |
[pagina 128]
| |
2. Overblijfsel van de oorspronkelijke hoeve ‘het Witte Huis’; gevelsteen met 1735 en twee tweelichtvensters in gladde hardstenen omlijstingen. Verdieping niet oud. 9-11. Langgerekt huis onder een mansardedak; vensters en ingangen in hardsteen, ± 1800. 8-10-12-14-16. Het ‘Witte Huis’, langgerekte hoeve van een verdieping, afgedekt met mansardedaken. De voorgevel heeft een hoger opgetrokken middenrisaliet. Segmentboogvensters en -ingangen, type ib, xviiib; rechthoekige vensters en ingang, benevens ellipsboogpoorten in hardsteen met vijf sluitstenen. Aan de achterzijde koets- en bakhuis met arcade van zes ellipsboogpoorten. Voor het gebouw stoep en hardstenen schamppalen. Voerstraat 1. Door een mansardedak afgedekt woonhuis, ± 1800, vroeger brouwerij of misschien deel van het ‘Witte Huis’. Inwendig halfronde traphal, waarin een spilloze wenteltrap met neoclassicistische leuning; verder neoclassicistische kachelnissen en deuromlijstingen. |
|