Kortheidshalve worden dateringen meestal aangegeven door een Romeins eeuwcijfer, zo nodig aangevuld door A of B ter aanduiding van de eerste of tweede helft van de eeuw, of door de letters a, b, c of d om een der kwarten van een eeuw aan te geven. De aanduidingen ‘rechts’ of ‘links’ zijn gebruikt uitgaande van de beschouwer, behalve in heraldische beschrijvingen, waar zij naar oud gebruik in objectieve zin moeten worden opgevat.
De tekst van dit deel is samengesteld door dipl. ing. M.C.E.W. Marres, wetenschappelijk ambtenaar bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, in nauwe samenwerking met drs. J.J.F.W. van Agt, wetenschappelijk ambtenaar 1ste klas bij deze dienst, die bovendien de uiteindelijke redactie volledig voor zijn rekening heeft genomen. Geheel van de hand van de heer Van Agt is voorts de beschrijving van het kasteel van Hoensbroek, en ook grotendeels die van de gemeenten Gronsveld, Hulsberg, Jabeek en Klimmen.
De bewerkers hebben veel steun ondervonden van op verschillende terreinen gespecialiseerde deskundigen. Zo is de historische inleiding te danken aan de heer J.M. van de Venne, oud-hoofdarchivist A van het Rijksarchief te Maastricht. Daar het ondoenlijk bleek de pre- en protohistorische vondsten per gemeente op te sommen, werd in overleg met de directeur van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek besloten een algemene inleiding over dit onderwerp op te nemen, die betrekking heeft op geheel Zuid-Limburg. Dr. W.C. Braat, wetenschappelijk hoofdambtenaar bij het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, was zo bereidwillig deze inleiding te schrijven. Deze laatste zorgde ook voor de beschrijvingen van de Thermen te Heerlen en de Landgraaf te Heerlerheide.
Ook voor dit deel bleek het onmogelijk de landelijke bouwkunst volledig tot haar recht te doen komen. Wel is er naar gestreefd de meest belangrijke objecten te beschrijven en minder belangrijke althans in het kort te vermelden; aan drs. R.C. Hekker is een aantal welkome aanvullingen te danken. De heer J.G.N. Renaud, wetenschappelijk hoofdambtenaar bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, was zo vriendelijk de tekst over het kasteel Ehrenstein bij Kerkrade te herzien. De heer H. Janse, bouwkundig ambtenaar A bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, verschafte een belangrijke aanvulling over de datering van de kappen van de kerk van Rolduc. De gegevens over de schilderijen werden doorgelezen en, waar nodig, aangevuld door de heer B.J.A. Renckens, wetenschappelijk ambtenaar bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie.
De tekst, die in 1959 gereed kwam, werd tenslotte gecontroleerd door het lid van onze commissie prof. dr. M.D. Ozinga.
Zeer erkentelijk is de Rijkscommissie de Rijksarchivaris in Limburg, dr. G.W.A. Panhuysen, de stadsarchivaris van Maastricht, mr. drs. H.H.E. Wouters, en de stadsarchivaris van Heerlen, drs. L.E.M.A. van Hommerich, voor hun medewerking. Mejuffrouw dr. E.M.T.W. Nuyens, chartermeester I, en de heren J.M. van de Venne, oud-hoofdarchivist A, M.K.J. Smeets, hoofdarchivist, en J.H.J. Gulikers, administrateur, alle bij het Rijksarchief, komt dank toe voor de vele inlichtingen, die zij verstrekt hebben. Dit geldt ook voor de ambtenaren bij het stadsarchief te Maastricht, de heren J.G.N. Koreman en M.G.M.A. van Heyst, de heer A.G.H. Kemp van de stadsbibliotheek te Maastricht en de heer N. Eussen van het stadsarchief te Heerlen.
Vele inlichtingen zijn mede te danken aan Baurat H. Königs te Aken en aan dr. P.S. Evers, die te Rolduc de fakkel der overlevering aan de bewerkers heeft overgedragen.