| |
[791] Kermesse d'été
Overlevering
T |
Criterium [6] (mei 1948), p. 257-258. |
D1 |
Hoonte, p. 65-66. |
P1 |
Eerste proef D2, H-88. |
P2 |
Tweede proef D2, H-89. |
D2 |
Cryptogamen iii, p. 232-234. |
M |
Kopij D3, H-122. |
D3 |
Verzamelde gedichten, p. 697-698. |
| |
| |
| |
Datering
Vóór 2 april 1948
| |
| |
Varianen en correcties
3 |
rutschbaan, > rutsbaan, P1-D3 |
3 |
ik > hij P1-D3 |
5 |
Ik > Hij P1-D3 |
6 |
Hij > Ik P1-D3 |
11 |
jongedame > dito dame P1-D3 |
12 |
een geheime wenk > Maurits Mok, mijn vriend, P1-D3 |
33 |
Sla > En sla eens D1-D3 |
40 |
God mag het weten wat of wie. > zo opgerold als een oblie. P1-D3 |
| |
Commentaar
1 | Mogelijk doelde Achterberg op dit gedicht toen hij op 24 juni 1947 aan Maurits Mok schreef: ‘Wat die dame betreft: wat niet goed is, is niet geschreven’. Volgens een mededeling van Mok aan Hazeu heeft Achterberg op zijn verzoek de persoonsverwisseling (in r. 3, 5 en 6) aangebracht (zie Biografie, p. 412). |
2 | Op 2 april 1948 stuurde Achterberg dit gedicht aan Jan Vermeulen met het verzoek het aan de bundel Hoonte toe te voegen. Op 8 april antwoordde Vermeulen: ‘Ik kan je niet zeggen hoe goed ik het vind. Al weet ik dat het buiten je andere werk valt [...] maar het heeft me verrast en het lijkt me zonder enige overdrijving meesterlijk, en ook in veel opzichten nieuw. Je publiceert het toch zeker eerst nog in een tijdschrift (Podium misschien?)’. Zie ook noot 3 en verder § 34.1. |
3 | Naar aanleiding van Achterbergs inzending bij Criterium (zie [790] ‘Afreis’, noot 1) schreef Adriaan Morriën: ‘Ik vond ze erg mooi, vooral ook het lange dat in deze vorm iets bijna “nieuws”, of misschien ongewoons voor jouw poëzie was, en dat daarom misschien nog geheel andere kansen en mogelijkheden biedt?’ Zie verder § 32.3.2. |
4 | Zetfout in D1, r. 26: excecuteren. i.p.v. executeren. |
5 | Literatuurover het gedicht:
Kroon, D., ‘Maurits Mok en Gerrit Achterberg.’ |
|
|