| |
| |
| |
[249] ‘Evenwijdig aan deze schreden’
Overlevering
M1 |
Typoscript, oorspronkelijk bij brief aan R. Houwink, 22 december 1938. |
T |
Criterium 1 (mei 1940), p. 185. |
D1 |
Dead end, p. 23. |
D2 |
Cryptogamen1, p. 138. |
D3 |
Cryptogamen2, p. 98. |
M2 |
Kopij D4, H-122. |
D4 |
Verzamelde gedichten, p. 167. |
| |
Datering
Vóór 22 december 1938
| |
| |
Varianten en correcties
Titel |
[ontbreekt] > Gang T-D4 |
2 |
den > de T-D4 |
5 |
als mijn heelal en eeuwigheid. > als lied en gelukzaligheid. T-D4 |
8 |
gene - > gene, T-D4 |
8 |
bereid, > bereid - T-D4 |
9 |
de leden, > de vrede, T > den vrede, D1-D4 |
10 |
waarom > waarin T-D4 |
| |
Commentaar
1 | Zie [247] ‘Reiziger “doet” Golgotha i’, noot 1. Aangezien van dit gedicht, [250] ‘Woordenbloeisel:’ en [251] ‘Vincent’ de originele typoscripten zijn overgeleverd (M1), blijven de afschriften uit de collectie van A.L.C. Palies hier buiten beschouwing. |
2 | Dit gedicht stuurde Achterberg op 15 november 1939 - samen met [251] ‘Vincent’, [253] ‘Dans’, [254] ‘Herfst’, [312] ‘Vrucht’, [313] ‘Bloei’ en [314] ‘Weerdood’ - aan Ed. Hoornik. Achterberg vroeg naar de mogelijkheden voor publicatie van de gedichten in Centaur, maar dit tijdschrift zou niet meer verschijnen. Hoornik reserveerde de gedichten voor Werk en, nadat ook dit tijdschrift was opgeheven, Criterium. Op 17 januari 1940 schreef Achterberg aan Hoornik: ‘De verzen Dans, Vrucht, Gang, Vincent, Herfst en Bloei ontving je in goede orde van “Werk” terug via Annie, voor Criterium? Ik zie ze al bij de drukpr.’ De gedichten werden, met andere, gepubliceerd in de april- en mei-aflevering van Criterium. Zie verder § 6.3.2 en § 8.1. |
|
|