Op 9 april 1929 stuurde Achterberg vier gedichten, [56] ‘Wij die in de zon gezongen’ tot en met [59] ‘Over de dood verging het lied’, aan Arie Dekker: ‘Hierbij gaan eenige verzen die ik uit mijn werk, als m.i. de beste, voor je overschrijf.’ Onderaan de brief voegde hij hier aan toe: ‘Ik heb er voor mezelf nog geen laatste oordeel over uitgesproken, beschouw ze dus als zoodanig en geef ze aan geen vreemde ter lezing.’ Zie verder § 3.3.