Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 527]
| |
[1016B] Anti-materie(aant.)Onder de laag van het verhuurde,
in het oorspronkelijk gemuurte,
knip ik de lichten aan. Het pand
tekent zich af, naar alle kanten
5[regelnummer]
intact; het toegewezen quantum
huisvesting van destijds,
zoals het uitgemeten stond
binnen de leggers bij 't kadaster;
een strook particuliere grond.
10[regelnummer]
Van het plafond valt een stuk pleister,
eens in de zoveel jaar. De beits
aan radio en tafelvlak
vertoont de wasem mijner hand,
het vloertapijt een dameshak,
15[regelnummer]
krassen de kachelglans;
de politoer schemertoestand
tussen weefselstructuur en geest.
Handvatten zijn ontvleesd,
drempel en sleutelgat aftands.
20[regelnummer]
Gangmatten rafelen nog steeds
bij deze starre vitusdans.
Mijn elleboog leunt in de muur.
Vingers bespelen richelstof.
Knieschijven liggen voor het vuur
25[regelnummer]
of het de afgoden betrof.
Stoelkussens hielden vast
bekken en schouderkast.
Oogappel dwaalt. Een vliegtuig ronkt
boven het theeservies, dat vonkt.
30[regelnummer]
Hoog op de tenen gaat een spoor
tussen de kamerdingen door.
Glasachtig lichaam, okselpaar
dobberen op de serreruit.
Verhemelte en alfabet
35[regelnummer]
roteren om elkaar.
Roodgloeiend oor steekt uit de brief;
het wederhoor, de vocatief.
Keelholte, als bij toverslag,
vol telefoon en jongste dag.
40[regelnummer]
Tegen de deur een pluis gevonden,
| |
[pagina 528]
| |
zojuist per luchtpost afgezonden;
het eerste ruimteonderzoek.
Een blad zit omgevouwen waar
je bent in het gesloten boek.
45[regelnummer]
Daar houden zich de helden klaar
voor de beslissing aan het eind.
Over de rustbank mijn profiel
van achterhoofd tot hiel;
min-ik, zo duidelijk omlijnd,
50[regelnummer]
dat hij alleen hoeft op te staan
en naar de slaapvertrekken gaan
om u te vragen of het licht
uit kan, de antichambre dicht.
|
|