Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 521]
| |
[940B] Buitengoed(aant.)Denkend aan mijn bezitting, aan de zalen
van zomerdag, midden de boomgehelen,
harige ruimte waar de stammen rijzen
in alle eeuw - a.s. kroongetuigen
5[regelnummer]
van het plaatsgrijpen - en de sappen stijgen
bij elke tel... onderverdelen
de takken zich tot schemergrijze
stenen verwulfsel, achterhalen
omheiningen het homogene
10[regelnummer]
van ons begin. Gij kunt er in herrijzen
tot op uw wankelende benen
en wandelen daarhenen;
neerzitten in priëlen,
de vogels horen kwelen
15[regelnummer]
en uit het oog verdwalen
langs kilometerpalen.
|
|