Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[979] Beau lieu(aant.)Bij een zondagnamiddagwandeling
liep ik de buitenplaatsen in te kijken.
Achter droomramen leefden daar de rijken,
verdronken met hun meubels en gezin.
5[regelnummer]
De weeldemeisjes misten het orgaan,
onraad te speuren over de bloemperken.
Ik stond een tijd voor prachtige hekwerken.
Er viel me verder niets bijzonders in.
Een merel nam een loopje op 't gazon.
10[regelnummer]
De lijsterbessen hingen zwaar en rood.
Waarom, dacht ik, ben ik niet ook vergroot
in deze fotoglans, diepe ondood
vol afgewogen plans, open en bloot;
een toverspreuk nochtans. Maar de illusie
15[regelnummer]
vervloog in rook. Ik kwam tot de conclusie
hoe makkelijk men hier brandstichten kon;
inbreken langs de pijpen naar 't balkon.
|
|