Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 470]
| |
[944] Sympathicus(aant.)Soms wil het voortbestaan, een oud geluk,
bij avond als het waait en ik alleen
nog opgebleven ben. Een beeld van steen
treedt met mijn leven overlangs uiteen
5[regelnummer]
en hij verlaat het huis nadrukkelijk.
Ik heb geen inhoud een moment. Wind rukt
om deze vrijplaats. Dan trekt het voorheen
door de sympathicus in merg en been
en merktekent het muur en meubelstuk.
10[regelnummer]
Mijn ogen vestigen zich op de kruk
der kamerdeur, die te bewegen scheen.
Laat het snel gaan. Zou het een wonder zijn
wanneer je binnenkwam per ongeluk?
Terwijl de warme gronden van weleer
15[regelnummer]
over de vloer schuiven, zie ik ons weer
lopen in nieuwe kleren, vroom en strak.
De winkel staat nog in mijn daagse pak.
Ik trek het langzaam uit en ga naar bed,
waarbij ik rustig op de voordeur let.
|
|