Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[891] Keldergat(aant.)Fluistering tussen ons in, grondwind
over de weg, tegen de buitenmuur.
Vindplaatsen van dood blad en oud papier
gaan stil te keer, alsof gij weer begint.
5[regelnummer]
Krankzinnigheid, waaraan ik mij opwind
met zachte feesten tot in elke kier,
nadert, verwijdert zich, vat bijna vuur;
brand, die het dor gedachtehout verslindt.
Gij die ik met hetzelfde oog aanschouw
10[regelnummer]
en de vanzelfheid waar 'k een overbuur
of boom mee ken, moet blijven in de kou;
kunt u niet van het ritselen ontdoen
en om het huis heen lopen naar de deur,
uw hand uitsteken en hem opendoen.
|
|