Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[868] Zeegezicht(aant.)Lange meerschuimstrepen trekken tegen mijn tong.
Ik word geknepen tussen zandschaamheuvels.
Zee lekt mijn voetzolen. De hoge teugels
van meeuw naar mij mennen hart en long.
5[regelnummer]
Pal op mijn oorvliezen staat de gong
der wateren tot in deze versregels
en de wind legt zijn vochtige sluitzegels
over mijn mond heen tot een trom.
En een die ik nergens terugvinden kon,
10[regelnummer]
loopt door mijn vingers en zenuwvezels
en gaat daarginds achter verre zeenevels
als een visioen aan de horizon.
Dicht bij mijn oogappels, waar het strandkiezel
ligt te weerschitteren in de zon,
15[regelnummer]
zie ik u breken in die brandspiegels.
Hard en honderd komt ge weerom.
|
|