Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 410]
| |
[844] Avond(aant.)Gij brandt in wolken op tegen het westen.
Het oosten staat in lood ten langen leste.
Ik op de grond ben een figuur zo klein,
dat ik er eigenlijk niet zou moeten zijn.
5[regelnummer]
En dat was dan misschien nog maar het beste.
Maar dit heelal blijft zich op mij grondvesten,
draaiend met alle stelsels om mij heen.
En strak in stand gehouden wordt de schijn.
Want ik beweeg en langzaam komt de nacht.
10[regelnummer]
De uitzichtloze einder is een norse
mondstreep geworden. Zie de maanschijf vorsen
over het bos heen naar wie nog verwacht
te vinden in het hart van de natuur
wat verder weg is ieder volgend uur.
|
|