Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |
1949-1953 | |
[pagina 399]
| |
[823] Gobelin(aant.)Of ze vanuit een blauw gordijn begonnen,
zongen die morgen vogels voor het raam.
Tapijt, diep in een middeleeuw gesponnen,
nam weer natuur en wereldwording aan.
5[regelnummer]
Maar heel het uur lag door de hand bedwongen,
die het in zijn patronen deed bestaan.
Tijdeloos klaterden de waterbronnen;
kweekte het licht een doodstil filigraan.
Zo is mij uwe tegenwoordigheid:
10[regelnummer]
op het stramien van wat niet wederkeert
weven de feiten onzer liefde voort,
omdat het een bij 't andere behoort,
zoals het in de boeken wordt geleerd
over de wet der simultaniëteit.
|
|