Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |
[750] Verwildering(aant.)Steeds meer bij zich vandaan is aangevangen
uw voortbestaan, een stergewijze vlucht.
Reeksen bestanddeel, afgesnoerd, bevrucht,
zie ik als dril in voorjaarsslooten hangen.
5[regelnummer]
De sterrebeelden slaan hun witte slangen
tegen de nacht, krioelen doet de lucht
van kleine dieren in hun paringszucht.
Gij existeert met omgekeerd verlangen.
Hoe zal ik u nog volgen op uw tocht?
10[regelnummer]
Gij hebt mij met uw onmacht overmocht
uzelf te blijven tegenover mij.
Tot aan uw onbekende overzij
ligt tusschen ons de generatie in
uwer voortdurende verwildering.
|
|