Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
[505] Sprookje(aant.)Toen ik haar voorlas van de kleine Muck,
waren haar oogen groot als avonturen
en zoo dichtbij dat ik niet kon verroeren.
Een zoete dwang, een redeloos verzoek,
5[regelnummer]
een eerste wil onmachtig te verduren,
stapten wij door de bladen in het boek.
En zijn terstond getrouwd, Koning en koningin.
Geheel het bont gebeuren kreeg zijn menschelijke zin.
Al wat te wachten stond werden wij van nature
10[regelnummer]
en als een noodlot traden eeuwigheden in.
Zij heeft oprecht en koninklijk geschreid
wijl een van hare pages viel al in de strijd.
Des nachts in kameren is het gerucht vernomen
van goede geesten, kobolden en gnomen.
15[regelnummer]
Maar ook de heksen rijden door de lucht.
Dan slaakt de hooge vrouwe zoo menig diepe zucht.
Soms brachten zij een sterk rabauw naar binnen.
Tegen de avond werd hij in de slotpoort opgehangen.
De heer gemaal ging eenen kruistocht varen
20[regelnummer]
men heeft hem weergezien na negen volle jaren.
Toen leefden zij nog lang en gelukkig bij elkaar,
waarna zij zijn gestorven en begraven op een baar.
|
|