Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
[494] Kleine kabbalistiek voor kinderen(aant.)de 4 is vierkant manlijk
de 3 rond en vrouwelijk
de 9 is een verre nicht
van 6 meer in het licht
5[regelnummer]
de 8 twee nullen op elkaar
lacht maar lacht maar
de 7 staat appart
tegen zijn stok verstard
hij zal wel heilig wezen
10[regelnummer]
wij hebben niets te vreezen
de 5 is laf en stijf
een weifelachtig wijf
de 2 is blij en wittig
blond kindje van de twintig
15[regelnummer]
de 1 is gansch alleen
maar huwt ze later alle tien
10
volkomen ongezien
11
20[regelnummer]
huishouden op zichzelf
de 12 is hemelsblauw
de allerjongste vrouw
o twee, waar blijf je nou?
13 met veel krakeel
25[regelnummer]
wat zijn we veel wat zijn we veel
14 de stille knaap
Jozef droomt en slaapt
15 quinze
16 seize
30[regelnummer]
17 een vlug sergeant
voor volk en vaderland
18 is vaders dochter
het mag in huis niet tochten
19 ligt te weenen
35[regelnummer]
want hij ging bitter henen
20 is duizend weken
kun je dat ook uitrekenen
30 gevraagd een flink chauffeur
met een kleur als een bellefleur
| |
[pagina 232]
| |
40[regelnummer]
40 dat is mijn vader
bloed- en slagader
kom niet nader
50 is oom frits
ferm en fiks
45[regelnummer]
alles of niks
60 een grijs geheim
van rokken en satijn
70 monter en sterk
wandelstok kerk
50[regelnummer]
80 nu gaat het komen
hij is nog kras goddome
90 nog
100 toch
140 een krantenbericht
55[regelnummer]
van een vuile turk met een geel gezicht
en onze methusalem dan
ik hoor je weet er weinig van
hij noemde een maand een jaar om fijn
960 keer jarig te zijn
60[regelnummer]
wij gaan alleen tot 100 kinderen
hoe bedonderd je 't ook moogt vinden
|
|