Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
[420] (Rokken, waarin gij hebt geloopen,)(aant.)Rokken, waarin gij hebt geloopen,
hangen languit.
Een kous ligt neergedropen
op het tapijt.
5[regelnummer]
Uw schoenen staan verschrompeld
onder het bed.
Gij zijt met mij ineengeschoven
en elke schrede meet u uit.
Ik ben het ruimtelijk vermogen
10[regelnummer]
uwer onstoffelijkheid.
En door mijn uren loopt uw tijd
met leege manen langs de dingen;
waarmee zij zich doen ondervinden
in omgekeerde kenbaarheid.
15[regelnummer]
Ik ben uw allerlaatste ruit
om door te zien; een trommelvlies
tusschen luisteren en geluid;
tong, tand, kies
tusschen honger en fruit;
20[regelnummer]
keel en huig;
zesde zintuig;
getal dat staat tot u
als een tot nul;
een nimmer uitgevoerd besluit
25[regelnummer]
van wil tot iets;
een immer aangevuld verlies
van alles boven niets.
Want mijn herinnering formeert
vleesch en gestalte, stem en lach.
30[regelnummer]
De zinnen, binnenwaarts gekeerd,
brengen u aan den dag.
|
|