Gedichten. Deel 1. Teksten(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [149] (Moeder) II(aant.) Ik zat met moeder aan de haard, zij breide en ik deed niets dan sigaretten rooken. Ze zei: jongen, je moet niet zooveel rooken. Ik zei: ik zal er morgen mee uitscheiden. 5[regelnummer] Ik ben het haardvuur nog wat op gaan stoken. Ik hoorde hoe het zachtjes in mij schreide, omdat het nooit zou worden uitgesproken, wat zich vlak bij voor eeuwig wou bevrijden. Vorige Volgende