Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[110] Moordballade(aant.)O gij die ik had omgebracht.
Ik bond den wind om uwen hals
in verre sterrenacht, ik brak
uw dansen af tot op den grond,
5[regelnummer]
uw lachen vond
den dood in mijnen lach.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
De huizen werden blokken nacht.
De hemel was een zwarte doek
over de rouwhuizen heengebracht,
10[regelnummer]
en in mijn mond
de regen regende lang en zwart.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Toen stond gij op en vond
mijn handen, waar uw bloed afdroop.
Met nooit zoo ondervonden handen
15[regelnummer]
sloot gij mijn opgebroken oog.
Gij hield mijn hoofd in wind en licht
en woei mij uit en liet doorstralen
dit moegebeefde vleesch, het lijf
lag in uw schoot adem te halen.
20[regelnummer]
En in uwer oogen spiegelzalen
braken de eerste tranen los.
Gij kunt uw dansen weer herhalen.
Ik ben, o droomenbond, verlost.
|
|