een panorama begrijpt men, dat men is aangeland in het werelddeel van Mohammed, de profeet van Allah.
Doch de ongewone indrukken worden nog versterkt wanneer men voet aan wal zet. Men verzeilt terstond in een schreeuwende, gesticulerende massa, die in niets meer doet denken aan de mensenmenigte in Europese havenplaatsen. De kleding is veranderd. De mannen dragen lange gewaden en hebben wonderlijke hoofddeksels op het hoofd. De een draagt een tulband, de ander een fez. De vrouwen gaan gehuld in dichte zwarte doeken, die de gehele figuur voor het oog verbergen. Eenieder schreeuwt, eenieder buigt. De een trekt u bij de arm en wil u een vliegenklapper verkopen. De ander posteert zich voor u met een mand Arabische zoetigheid en er is geen doorkomen meer aan. Dan wordt het tijd in dit wriemelende kluwen op uw geld te letten, want de sluwe ogen van de eerste zakkenroller hebben de uwe reeds ontmoet. Ongerust blijft men bij zijn talloze koffers en kisten staan. Maar daar dringen reeds de eerste kruiers naar voren. Drie, vier man tegelijk in lange witte gewaden. Ze bereiken u door het gewoel en ge zijt terstond het middelpunt van een hooglopende twist, waarvan ge geen woord verstaat. Ge begrijpt het trouwens niet goed, want ge hebt minstens bagage bij u voor vier Europese kruiers. Doch de twist eindigt even plotseling en onbegrijpelijk als hij begonnen is en dan aanschouwt ge met stomme verbazing hoe een dezer Oosterse lastdragers overblijft om zich over al uw koffers te ontfermen. Eerst haalt hij een lang, dik touw te voorschijn. Dan begint hij de koffers en kistjes als de blokken van een doos bijeen te passen en windt er als een tovenaar het touw omheen. Ten slotte staat er een last op de kade bijeengebonden, die een wereldkampioen gewichtheffer zou doen verbleken. Het lijkt u uitgesloten, dat zoiets ooit te vertillen zou zijn, te meer als men een blik slaat op de lastdrager, die niets heeft van een athleet, maar integendeel een magere, hongerig uitziende man is. Doch dan gebeurt