noemen als in het Westen de auto. Het ezeltje is er even talrijk als bij ons de fiets.
De Oosterling houdt van zijn kameel en bewondert hem. Hij vindt hem schoon. De verliefde Oosterling zegt tegen zijn geliefde: ‘Mijn kameel’. En ons beeldschoon kan men in het Arabisch vertalen met: kameelschoon. De kameel is ook zeer nuttig. Ofschoon zijn vlees smakelijk is, denkt zijn bezitter er niet aan hem te slachten. Het is zijn levende vrachtauto. Als men dit nooit gezien heeft, kan men zich moeilijk voorstellen welk een lasten zulk een dier dragen kan. Tweemaal spreekt Jezus in zijn vergelijkingen over de kameel en beide malen neemt Hij de kameel om zijn grootheid als beeld. Eenmaal tegen de farizeeërs, als Hij hun hun muggenzifterij verwijt: ‘Muggen zift ge, maar een kameel slokt ge door’. Met een doekje zeefden ze de muggen uit de melk, omdat de mug volgens de mozaïsche wetgeving een onrein beestje was. Deze muggenzeverij is in onze taal als beeldspraak levend gebleven, maar wel niemand denkt er aan dat hij een muggenzifter is als hij een mug uit zijn glas melk vist. Ergens anders zegt Jezus van de rijken: ‘Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald kruipt, dan dat een rijke ingaat in het rijk der hemelen’. Deze vergelijking laat al even weinig aan duidelijkheid te wensen over als de eerste. Men heeft de vergelijking ook zo willen uitleggen dat met ‘het oog van de naald’ een Oosters stadspoortje bedoeld is van die naam. Het was zo laag, dat een kameel er eerst door kon, nadat zijn last van zijn rug verwijderd was. Al klinkt deze uitleg iets hoopvoller voor de rijken, hij is toch zeer onwaarschijnlijk. Jezus gebruikt nergens vergezochte vergelijkingen. Wel bestaat de mogelijkheid, dat Jezus niet van een kameel gesproken heeft, maar van een kabeltouw - beide woorden zijn in het Grieks één en hetzelfde woord. Al was het oog van een naald in het oude Palestina groter dan het oog van onze moderne naalden, een kabeltouw was er met geen mogelijkheid
doorheen te krijgen.