lompheid of onbeschoftheid? Uit hebzucht om zich zo gauw mogelijk aan het maal te goed te doen? Wij weten het niet. Maar de parabel is duidelijk genoeg. Wie moedwillig het bruiloftskleed, de staat van genade, welke God hem geeft, afwijst, wordt buitengeworpen.
Het is altijd een waar feest op een Oosterse bruiloft genodigd te zijn. Men kan zich licht indenken, dat een bruiloft begint met enige verwarring, daar de toeloop der gasten buitengewoon groot is. Alle vertrekken van het huis en zelfs het platte dak zijn herschapen in feestzalen. Overal staan stoelen en tafels, banken en divans. De gast, die binnentreedt, gaat groetend door deze vertrekken tot hij de bruidegom bereikt en deze gelukwenst. De bruid krijgt hij in het Oosten natuurlijk niet te zien. Na deze plechtigheid wordt hij door een der naaste verwanten van de bruidegom naar een plaats geleid, die voor de verdere avond de zijne is. Soms ook kan hij zelf de plaats kiezen. Maar hierbij geldt een strikte code. Men kan zo maar niet gaan zitten in het vertrek, dat men verkiest. Er heerst een strenge hiërarchie. In het ene vertrek zit de bruidegom met zijn meest intieme vrienden en mannelijke bloedverwanten, in een volgend vertrek zitten minder intieme verwanten en vrienden, dan volgen in weer andere vertrekken de buren en op het dak zit dan nog een uitgelaten schare van lieden, die meegekomen zijn, omdat zij een of ander voorwendsel daartoe hebben kunnen verzinnen. In ieder vertrek op zijn beurt heerst weer een volstrekte hiërarchie, die door de gastheer zowel als de gasten in acht genomen dient te worden. Men kan daar zo maar niet op een stoel neervallen. Men dient zorgvuldig op te letten, dat men op de volgorde van zijn rang en stand gaat zitten, die grotendeels op ouderdom en welstand gebaseerd is. De plaats innemen, die rechtens een veel oudere toekomt, betekent niet minder dan deze oudere een belediging aandoen. Men brengt anderen en ook zichzelf in een pijnlijke situatie, want men stelt