Jezus, gebruikt dit landelijk beeld, wanneer Hij de grote vervolger Saulus dwingt, de grote apostel Paulus te worden. Saulus is op weg naar Damascus om er de discipelen van Jezus uit te roeien, maar plotseling treft hem een licht en stort hij van zijn paard ter aarde. En een stem uit de hemel roept hem toe: ‘Ik ben Jezus, die gij vervolgt; het valt u hard, tegen de prikkel terug te slaan’. Jezus vergelijkt Paulus hier met de weerspannige os, die met de pezen van zijn achterpoten in de prikkels van de landman slaat. Is de akker eenmaal op zijn Oosters geploegd, dat is zonder al te veel zorg, dan verandert de ploeger in de zaaier. Stenen en rotsblokken liggen nog kwistig gezaaid over het akkerveld, de distels hebben alweer haar wortels vast in de aarde geslagen en het pad, dat de akker doorkruist en mee omgeploegd is, is alweer vastgetreden door de voorbijgangers. De akkergrond is zeer ongelijk. Op sommige plaatsen ligt er slechts een dun laagje aarde over de rotsbodem. Daar verschijnt de landman uit de bekende parabel, die aanvangt met de woorden: ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’. Men behoeft de parabel slechts verder te lezen om te zien hoe nauwkeurig Jezus hier het opnemen van het woord Gods vergelijkt met de verschillende wijzen, waarop het uitgestrooide zaad in een Oosterse akker terecht komt. ‘En bij het zaaien viel een deel van het zaad op de weg en de vogels kwamen en aten het op.’ Wij moeten hier waarschijnlijk denken aan het weggetje, dat door de akker loopt. ‘En een ander deel viel op de steenachtige bodem, waar het niet veel aarde vond. En het schoot terstond op, omdat het niet diep in de bodem kon dringen. Maar toen de zon daarna opging werd het verzengd en het verdorde omdat het geen wortel had. En nog een ander gedeelte viel onder de distels. En de distels schoten op en verstikten het. Er viel echter ook een deel in goede aarde en droeg vrucht, het ene honderdvoud, het andere zestigvoud,
het andere dertigvoud.’ Het is dit laatste deel, wat in goede aarde valt, dat de akker uiteindelijk herschept