's nachts door de sneeuw naar de nachtmis. In het Godshuis is alles licht en muziek en onder doodse stilte vernemen wij hoe de priester van de kansel de woorden uit het Evangelie leest: ‘Er was geen plaats voor hen in de herberg’. Deze woorden hebben mij van kinds af aan het diepst getroffen in het Evangelieverhaal. Want ook een kind valt de tegenstelling op tussen deze bittere zinsnede en de warmte van de kerk, het vele licht en de innige vrede op de gezichten der mensen. Thuis gekomen wordt men geheel opgenomen in die sfeer van zaligheid en huiselijkheid, welke er rond het kerstkribbetje heerst. De kaarsen werpen haar gouden licht op het stalletje met zijn dak van stro, het kindje ligt met wijd uitgespreide armpjes in de kribbe en de beeldjes van Maria en Josef, de os en de ezel staan er naast in volmaakte rust en tederheid. Op het strooien dak ligt watten-sneeuw en ook aan draadjes hangen watten, want toen Jezus werd geboren sneeuwde het voor onze verbeelding. Later, wanneer men Kerstmis viert in het Oosten, waar geen kerststalletjes zijn, maar waar men zich daarentegen bevindt in de streken waar dit heilig gebeuren plaats vond, probeert men het Evangelieverhaal te toetsen aan het landschap, het weer en de nog altijd levende gebruiken. Wat gebeurde er in de dagen van Kerstmis? De almachtige keizer Augustus had een decreet uitgevaardigd, waarin verordend werd dat de hele wereld, dit wil zeggen dat deel van de wereld dat onder Romeinse heerschappij stond, geteld moest worden. Men kan zijn maatregel het best vergelijken met die der Duitsers tijdens de bezetting van Europa. Een ieder moest zich bij de burgerlijke stand zo uitvoerig mogelijk laten inschrijven. Niet alleen zijn naam en de naam van zijn ouders werden genoteerd, maar ook zijn bijzondere kentekenen, de grootte van zijn veestapel en de uitgestrektheid van zijn akkers. Dit weten wij uit formulieren, die ons uit die tijd overgebleven zijn. Deze gedwongen inschrijving in de
burgerlijke stand gold niet alleen voor mannen, doch ook voor vrouwen. Nu