geheel anders dan bij ons. De aardbodem is dermate verhard, dat zij het neergutsende regenwater niet meer absorbeert. De gevolgen zijn catastrophaal. In enkele minuten vormen zich beken en meren en de wereld lijkt voor de tweede maal bedreigd te worden met een zondvloed. Aan zulk een slagregen ontleent de psalmist zijn beelden wanneer hij in Psalm 69 dicht:
Trek mij uit het slijk, o God,
En laat mij niet verzinken;
Red mij van die mij haten;
Red mij uit de waterdiepten.
Laat de watervloed mij niet overweldigen
En de diepte mij niet verslinden.
Wanneer men bedenkt, dat de regen in het Oosten zulke gevolgen heeft, dan wordt Jezus' vergelijking van het huis op de zandgrond ook duidelijk. Bij ons zal een regenbui een huis, dat op zandgrond gebouwd is, niet deren. Maar in het Oosten, waar de slagregens terstond veranderen in woedende waterstromen, loopt zulk een huis gevaar in te storten. Daarom zegt Jezus dan ook: ‘Een ieder, die mijn woorden hoort maar er niet naar leeft, is te vergelijken met een dwaas, die zijn huis op zand heeft gebouwd. En de slagregen is neergevallen en de waterstromen zijn gekomen en de winden hebben gewaaid. En het huis is gevallen en zijn val was groot’. Het hevigst gaat de slagregen te keer in de woestijn. De steenharde bodem onder het zand weigert in het begin het water op te nemen. Het water verzamelt zich tot beken, die zich uit alle richtingen naar de valleien spoeden. Wee de reiziger, die in een vallei door zulk een slagregen wordt verrast. Tijd om de hoger gelegen heuvels te bereiken heeft hij niet meer, want het aanstormende water werpt hem omver. Hij bevindt zich in minder dan geen tijd in een snel wassend meer en hem rest wel niet anders dan de woorden van de psalmist na te prevelen: ‘Help mij, o God, want het water is tot aan