Vreemde goden
En hij maakte een gegoten kalf
Een ieder weet, hoe de Joden een gouden kalf oprichtten in de woestijn. Terwijl Mozes op de berg Sinaï van God de Tien Geboden ontving, verzamelde Aäron de gouden oorversierselen van de vrouwen en meisjes, smolt het goud, ontwierp een kalf en liet dit uit het goud gieten. Mozes bleef namelijk zolang op de berg, dat het volk Gods ongeduldig werd. Het eiste goden om te aanbidden. En wel die goden, die hen uit Egypteland gevoerd hadden. Aäron bezweek en nadat hij het gouden kalf had laten oprichten, zei hij tot het volk: ‘Dit zijn uw goden, Israël, die u uit het Egypteland gevoerd hebben’. En het volk juichte en zong en vierde feest.
Hoe kwam men op de gedachte, zal men zich afvragen, om juist een kalf te maken? Het is heel eenvoudig. Het Joodse volk had juist Egypte verlaten om naar het Beloofde Land op te trekken. Zodra het zijn monotheïsme verloochende, verviel het dus tot het veelgodendom der Egyptenaren, waartussen het zolang geleefd had. Het gouden kalf is niets anders dan de heilige Apis. Apis was de stier, die vooral in Memphis vereerd werd. Het was een levende stier, die aan heel wat kenmerken voldoen moest. Hij moest zwart zijn met witte vlekken. Op zijn voorhoofd moest een witte driehoek aanwezig zijn en aan zijn rechterzijde moest een maansikkeltje afgebeeld zijn. Werd er ergens in Egypte zulk een stier geboren, dan vierde heel het land uitbundig feest. Men bracht het dier naar de tempel van Memphis, waar het voor de verdere duur van zijn leven vereerd en na zijn dood met fantastisch eerbetoon begraven werd. Het werd bijgezet in het zogenaamde serapeum, een in de rotsen uitgehouwen onderaards gewelf in de dodenstad van Memphis.