strekte binnenmeren moet dan het wonder van de doortocht plaats gevonden hebben. Eerst de Griekse vertaling van het Oude Testament vertaalt het woord ‘Rietzee’ door ‘Rode Zee’ en daarmee is de Rode Zee tot de traditionele plek van de doortocht geworden. Wij willen echter dit keer de tekst-critische overwegingen niet laten gelden en ons houden aan de zee, die de traditie als de plaats van de doortocht bestempelde. De Rode Zee is niet rood, zoals men als kind wel eens pleegt te denken. Zij is diepblauw en toch hangt er een mysterieuze rode gloed over dit blauw. Het is de weerschijn der
roodachtige gebergten, die deze zee omringen. Het is een geheel andere zee dan bij voorbeeld onze Noordzee. Op een hete dag is er nauwelijks enige branding en het water loopt met een licht zuchtje op het strand dood. Bij het zwemmen blijft men bijna op het water drijven vanwege het grote zoutgehalte, maar men moet oppassen voor de haaien en koraalriffen. Ook de schelpenwereld is een geheel andere dan die van het Noordzeestrand. Men treft er een grote variatie kinkhorentjes aan, waarvan sommige er precies uitzien als wonderlijke Hindoetempels, andere als een moskeekoepel met minaret. Ook liggen er grote takken zeekoraal op het strand. Het strand van de Rode Zee is niet breed, maar een schelpenliefhebber kan er ware schatten vinden.
Het strand loopt over in een schaarse plantengroei: een enkele magere accacia en wat vetplanten. Daarachter rijst hoog en roodachtig het gebergte op, dat de zee omringt en dat aan het water die mysterieuze rode glans verleent. Geen sprietje groen spruit uit het gebergte. Het is nog precies zoals het geweest moet zijn in zijn eerste staat, toen God de wereld schiep. Verderop loopt het strand onmiddellijk over in de woestijn. Als men scherp en aandachtig over de zee heenkijkt, ziet men aan de andere oever een tweede woestijn. Het is de woestijn van het schiereiland Sinaï. Ergens links is een trillend streepje groen zichtbaar. Het is een oase aan de overzijde met een bron.