kleren. Zelfs doodkisten. Wel, dat kistje van papyrusriet was dan ook een doodkistje. Het Hebreeuwse woord in de desbetreffende tekst, dat wij als kistje vertalen, blijkt evenzeer sarcophaagje of doodkistje te betekenen. Maar hoe is het mogelijk dat de kleine Mozes in de Nijl ronddreef in een doodkistje van papyrusriet? Wel niets is, als men het boek Exodus nauwkeurig leest, meer voor de hand liggend.
In de dagen dat Mozes geboren werd was de eerste grote Jodenvervolging begonnen. Egypte was militair verzwakt en Pharao vreesde invallen uit de richting Palestina. De vijanden, die hij reeds in zijn verbeelding aan de Oostgrens van Egypte zag verschijnen, beschouwde hij als stamverwanten van de Joodse nederzetting op zijn eigen grondgebied. Hij vreesde wat iedere staatsman in zulke omstandigheden gevreesd zou hebben: het gevaar van een vijfde colonne. Hij deed wat Hitler hem later met veel minderwaardiger motieven zou nadoen: hij bracht de Joodse kolonie in een slavenpositie en trachtte haar uit te roeien. Egypte's koning, zo lezen wij in het boek Exodus, gat daartoe aan de vroedvrouwen het volgende bevel: ‘Als gij de Jodinnen tijdens de geboorte helpt, let dan op bij de bevalling: als het een knaapje is, doodt het dan’.
De kleine Mozes was dus bij zijn geboorte ten dode opgeschreven. Er was maar één kans voor de kleine om in leven te blijven. Dat was zo spoedig mogelijk onderduiken. Toen bedachten Mozes' ouders een list die in de geschiedenis van het onderduiken wel zelden geëvenaard zal zijn. Zij regelden namelijk alles zo, dat de kleine Mozes straks bij hen zèlf zou kunnen onderduiken.
Zij hielden, nadat zij hem niet langer konden verbergen, zich precies of aan de gruwelijke formaliteiten voldaan was. Zij legden ‘het jongsken der Hebreeën’ als lijkje in een sarcophaagje van papyrusriet en sloten dit, zoals gebruikelijk was, met aardhars en pek dicht. Exodus bericht het letterlijk. Op deze wijze kon de kleine ongemoeid het huis verlaten, maar er was een nog veel belangrijker reden waarom de