het leven van Onze Heer, ik verlies er op. Maar jij kunt mij nooit verlies aanbrengen!’
‘Neem je genoegen met zestig cent?’ vraagt de koper. Nu volgt er een eindeloos loven en bieden, dat op z'n allerminst een kwartier duurt. Ten slotte heeft men de ketting voor vijf en zeventig cent. Als men dan opstaat, zegt de koopman: ‘Geluk er mee, mijn broeder. Jij bent degene, die het voordeel gehaald hebt’. Maar de koper loopt mopperend weg, doet of hij bekocht is en laakt de waar.
Deze wijze van handel doen is natuurlijk zo oud als het Oosten zelf. Men herinnere zich maar hoe Abraham in Hebron een akker koopt, nadat zijn vrouw gestorven is. Bij de akker is een spelonk, die Abraham als familiegraf wil gebruiken. Hebron lag in het gebied der Hethieten, een volksstam in Klein-Azië. De akker behoorde dus aan een der Hethieten, Efron genaamd, en Abraham wil de akker van hem kopen. De koop geschiedt geheel op Oosterse wijze. Abraham zegt: ‘Ik wil er u het volle geld voor geven’. Maar Efron antwoordt: ‘Neen, mijn heer, ik geef u de akker. En ook de spelonk, die er op is, geef ik u. Voor de ogen van de zonen van mijn volk geef ik u die’. Maar Abraham antwoordt: ‘Ik zal het geld voor de akker geven, neem het van mij!’ Efron, de koopman, zegt hierop: ‘Mijn heer, luister. Een land van vierhonderd zilveren sikkels, wat is dat tussen u en mij? Begraaf slechts uw dode!’ Ten tweeden male biedt de koopman dus op Oosterse wijze de akker voor niets aan, maar dat is zuiver een formule, hij noemt in de gratis aanbieding meteen de prijs, die hij verlangt. Er staat dan ook onmiddellijk achter, dat Abraham accoord gaat met de prijs. ‘En Abraham luisterde naar Efron en hij woog voor Efron het geld af, waarvan hij gesproken had, vierhonderd zilveren sikkels, gangbaar bij de koopman.’
Het is dan ook geen ogenblik de bedoeling van de Hethiet geweest om Abraham de akker te schenken. Een koop in het Oosten is dan ook een aaneenschakeling van beleefd-