brief te geven, waarin niet meer behoefde te staan dan: ‘Zij is mijn vrouw niet, ik ben haar man niet’. En ook dat was niet eens nodig. Zo verstoot Abraham Hagar en haar zoon. In het boek Deuteronomium leest men dan beschermende maatregelen van latere datum ten gunste van de vrouw. Maar haar rechten bleven, vergeleken met die van de man, vrijwel nihil. Ontrouw van haar kant werd onverbiddelijk met de dood gestraft.
Men zal zich ongetwijfeld afvragen wat er van de echtelijke liefde terechtkwam in een dergelijke situatie. Dat er wel degelijk van liefde sprake was tussen een man en een vrouw, leert het begin van het eerste boek van Samuel, al schildert het ons tevens de wantoestand die ontstond door het huwelijk met meer dan één vrouw.
Er was eens een man uit Ramatharim, lezen wij bij Samuel. Zijn naam was Elkana. Hij had twee vrouwen: de een heette Hanna, de ander Peninna. Peninna had kinderen, Hanna echter was kinderloos. Deze man toog ieder jaar uit zijn woonplaats op naar Silo om daar God, de Heer der heerscharen, te aanbidden en Hem te offeren. Zo vaak nu Elkana offerde gaf hij zijn vrouw Peninna en al haar zonen en dochters delen van het offermaal. Aan Hanna gaf hij een dubbel deel, want hij had Hanna meer lief, ofschoon de Heer haar kinderen ontzegd had. Dan krenkte haar mededingster haar echter met liefdeloze woorden, om haar pijn te doen wijl de Heer haar niet met kinderen gezegend had. Zo ging het jaar op jaar. Zo vaak hij naar het huis des Heren ging, krenkte de ander haar, zodat zij huilde en niets at. Elkana, haar man, vroeg haar dan[:] ‘Hanna, waarom huil je en waarom eet je niet? En waarom ben je zo bedroefd? Ben ik je dan niet méér waard dan tien zonen?’
Hanna wordt dan later de moeder van Samuel. Het geciteerde gedeelte illustreert ons genoegzaam hoe een huwelijk met meer dan één vrouw het familieleven verzuurde.