[A. de Vleeschhouwer]
Vleeschhouwer (A. de) was een
Rederijker van wien wij in Vlissings Redens lusthof een antwoord vinden
op de vraag: wat oeffningh is elck best en noodighst voor 't gemeen, ten
jare 1641, door de Vlissingsche Rederijkkamer: de Blaeu
Acoleye, uitgeschreven, hetwelk niet van zijne hooge dichterlijke
bekwaamheid getuigt. Men oordeele uit het volgende staaltje:
wie kan ten rechten loven,
D' oprechte liefd' en vred' geen kruyt soo goet in hoven,
Geen Gout, Peirel, of Steen, kan wesen soo dierbaer
Als rechte liefdene vred': en waer die wert verschoven,
Sal oorlogh, dieren tijdt, en peste volgen naer.
Zijne zinspreuk beantwoordde volkomen aan zijne rijmen, zij was:
't Vleesch is swack.